Wisseling van de wacht: obligaties reageren op Europese beleidsverschuivingen
Tim Winstone, Fixed Income Portfolio Manager, bespreekt de gevolgen voor de kredietmarkten van de omvangrijke Duitse investeringen in defensie en infrastructuur en de subtiele beleidswijziging van de Europese Centrale Bank.

8 beknopt artikel
Kernpunten
- Voorstellen om de Duitse schuldenrem los te laten en meer uit te geven, aan defensie en infrastructuur, betekenen een enorme koerswijziging die weliswaar voor economische groei kan zorgen, maar ook inflatie in de hand kan werken.
- De Europese Centrale Bank wil zich niet te vroeg laten verleiden tot het doen van voorspellingen over het effect van fiscaal beleid, maar gaf wel aan dat de toon is verschoven. Dit opent de deur voor een mogelijke pauze in de cyclus van renteverlagingen.
- Voor kredietbeleggers kunnen extra overheidsuitgaven de inkomsten en kasstromen stimuleren, maar de krappe kredietspreads betekenen dat er grenzen kunnen zijn aan de mate waarin bedrijfsobligaties een onderliggende stijging van de rente op staatsobligaties kunnen absorberen.
In een week die een keerpunt was voor Duitsland, waar de nieuwe regering van plan is om ongekend grote investeringen in infrastructuur en defensie te doen, zagen we ook een subtielere verschuiving het monetaire beleid met de aankondiging van een meer "evolutionaire" aanpak door de Europese Centrale Bank (ECB).
De Duitse overheid gaat meer geld uitgeven
Het ECB-besluit werd overschaduwd door de aankondiging van Duitsland eerder in de week dat het de schuldenrem wil loslaten en een verhoging van de defensie-uitgaven nastreeft. De CDU/CSU en SPD willen grondwetswijzigingen doordrukken nu de vorige Duitse regering nog aan het roer staat en het waarschijnlijker is dat ze de benodigde tweederde meerderheid in het Duitse parlement kunnen behalen. Veel tijd is er niet, want de eerste werkdag van het nieuw gekozen parlement is al op 25 maart. In het kort zijn er drie belangrijke elementen:
- Defensie-uitgaven van meer dan 1 procent van het bruto binnenlands product (BBP) worden vrijgesteld van de beperkingen van de grondwettelijke schuldenrem (waardoor de regering in wezen onbeperkt schulden kan maken om militaire uitgaven te financieren).
- De grondwettelijke schuldenrem wordt aangepast om de federale staten in lijn te brengen met de federale regering, zodat zij jaarlijks nieuwe schulden mogen aangaan ter hoogte van 0,35 procent van het bruto binnenlands product (bbp).
- Er wordt een speciaal fonds voor infrastructuur opgericht dat verspreid over 10 jaar in totaal 500 miljard euro uit mag geven.
Herbewapening moet de Duitse 'Mittelstand' (het midden- en kleinbedrijf), de ruggengraat van de Duitse economie, ten goede komen. Met een sterke reputatie op het gebied van engineering en technische ontwikkeling zou Duitsland goed gepositioneerd moeten zijn om te profiteren van de extra binnenlandse uitgaven.
Meer welkom is het fonds van 500 miljard euro voor infrastructuur (verspreid over 10 jaar), dat ook nodig was om de steun van de Groenen te krijgen. Dit biedt inkomstenperspectief in bredere zin voor in meer cyclische delen van de economie, zoals de productie en bouw. De daarmee gepaard gaande stijging van de aandelenmarkten in Europa die we onlangs hebben gezien, is bovendien goed voor het sentiment: het maakt het voor bedrijven eenvoudiger om kapitaal aan te trekken, wat mogelijk kan leiden tot een gunstigere verhouding tussen schuld en aandelen op hun balans. Vanuit het oogpunt van kredietrisico zouden meer overheidsuitgaven en het daarmee gepaard gaande multiplier-effect gunstig moeten zijn voor de bedrijfsinkomsten en kasstromen.
Makkelijker gezegd dan gedaan
Laten de markten zich meeslepen? In 2022, na het uitbreken van het conflict tussen Rusland en Oekraïne, richtte Duitsland een speciaal defensiefonds van 100 miljard euro op (het zogenaamde Sondervermögen) om het Duitse leger te versterken. Dit fonds is echter nog lang niet uitgeput en zal pas in 2027 volledig zijn benut. Om grote bedragen in defensie te kunnen investeren, zal Duitsland zijn aanbestedingsprocedures en bureaucratie moeten herzien. Daarom zijn de CDU en SPD overeengekomen om een apart wetsvoorstel in te dienen om plannings- en aanbestedingsprocessen te versnellen.
Elke actie heeft een reactie
Er bestaat een niet onredelijke bezorgdheid dat strooien met geld alleen maar zal leiden tot hogere inflatie, omdat bedrijven hun prijzen sneller verhogen dan dat ze productiecapaciteit opbouwen. Het is dan ook veelzeggend dat de aandelenkoersen van defensiebedrijven de laatste tijd aanzienlijk zijn gestegen, mede doordat analisten hogere winsten verwachten.
Bovendien zullen hogere federale en staatsleningen waarschijnlijk leiden tot concurrentie om kapitaal, waardoor de obligatierente zal stijgen (ervan uitgaande dat alle andere factoren gelijk blijven). Deutsche Bank wees er al op dat de laatste keer dat Duitsland met een groot stimuleringsprogramma begon (de Duitse hereniging in de jaren 90), de extra uitgaven naar schatting de Holston-Laubach Williams (HLW)-ramingen van r* (de natuurlijke rentevoet) met ongeveer 100 basispunten (bp) hebben opgedreven1. Het nu voorgestelde pakket is omvangrijk, maar kleiner in relatieve omvang dan toen. Toch kunnen we met enige zekerheid wel stellen dat het de rente op Duitse staatsobligaties met ongeveer de helft van dat aantal basispunten zal opdrijven.
In navolging van de aankondiging van de Duitse regeringsplannen, steeg het rendement op 10-jarige Bunds op 5 maart 2025 met 30 basispunten naar 2,79% - de grootste stijging op één dag in de afgelopen 30 jaar. Het rendement op de ICE BofA Euro Corporate Index (bedrijfsobligaties in euro van beleggingskwaliteit) steeg daarentegen slechts 20 bp doordat de kredietspreads (het verschil tussen het rendement op een bedrijfsobligatie en een staatsobligatie met een vergelijkbare looptijd) een deel van de stijging absorbeerden.
Afbeelding 1: Rendement op 10-jarige Bunds springt omhoog, bedrijfskrediet absorbeert stijging
Bron: Bloomberg, Germany Generic 10-year Government Bond (Bund), ICE BofA Euro Corporate Index, yield-to-worst, 5 december 2024 tot 5 maart 2025. Rentes kunnen variëren en zijn niet gegarandeerd.
Er zijn grenzen aan de mate waarin kredietspreads een buffer kunnen bieden. Bij het sluiten van de markt op 5 maart 2025 bedroegen de spread op Euro Investment Grade 83 bp, vergeleken met een tight van 36 bp over de afgelopen twintig jaar. In diezelfde periode bedroeg de spread op de ICE Euro High Yield Index 274 bp, met een tight van 178 bp. De fundamentals voor bedrijven zijn nog altijd robuust, wat de huidige spreads helpt rechtvaardigen. Hoewel er ruimte is voor verdere verkrapping, moeten we niet vergeten dat de spreads op Europese obligaties van beleggingskwaliteit in de afgelopen 20 jaar slechts 13 procent krapper waren dan nu, en voor high yield slechts 6 procent2.
Aan de andere kant is de duration van Europese bedrijfsobligaties over het algemeen vrij laag, gezien de voorkeur in Europa voor kortere looptijden (de effectieve duration van Euro IG was eind februari 2025 4,5 en die van Euro HY 2,73). Een effectieve duration van 2,7 betekent dat een verandering in de rente van 100 bp de prijs van een obligatie naar verwachting met 2,7 procent in de andere richting zal veranderen. Deze relatief lage looptijden zouden een eventuele gevoeligheid voor rentestijgingen beter beheersbaar moeten maken en de markt zou zich daar vrij snel op aan moeten passen.
We moeten ons ook beseffen dat er veel andere factoren zijn die de rendementen en spreads op bedrijfsobligaties beïnvloeden, van de omstandigheden waarmee bedrijven te maken hebben tot de bereidheid van beleggers om geld te lenen. De fiscale achtergrond is slechts één dimensie. Even zo belangrijk is de monetaire achtergrond, en dat brengt ons bij het laatste rentebesluit van de ECB.
'Bekende bekende' en onbekende factoren
Gezien al het nieuws over defensie-uitgaven van de laatste tijd, lijkt het gepast om Donald Rumsfeld, voormalig Amerikaans minister van Defensie, te citeren en het te hebben over 'bekende bekende' factoren (known knowns). De renteverlaging van 25 basispunten (bp) door de Europese Centrale Bank (ECB) in maart was geen verrassing, want de markten hadden er al op gerekend. Dit brengt de depositorente omlaag naar 2,5 procent. De ECB ziet de inflatie de komende twee jaar rond haar streefcijfer van 2 procent schommelen en in 2025 gemiddeld op 2,3 procent uitkomen. De ECB erkent dat het monetaire beleid “aanzienlijk minder restrictief” zal worden, maar wijst er wel op dat de economie van de eurozone voor uitdagingen staat: economische groeiprognoses zijn naar beneden bijgesteld als reactie op een lagere export, zwakke investeringen en onzekerheid over het handelsbeleid.
Het is makkelijk om te midden van de Duitse begrotingsplannen te vergeten dat de economische groei in Duitsland en de eurozone de laatste tijd nogal tegenviel.
Afbeelding 2: Een zetje nodig
Procentuele verandering reëel bruto binnenlands product (bbp, kwartaal op kwartaal)
Bron: Eurostat, Destatis, reëel bruto binnenlands product, procentuele verandering t.o.v. vorig kwartaal, Q1 2022 tot en met Q4 2024, per 25 februari 2025.
ECB-president Christine Lagarde benadrukte dat het monetaire beleid tot uiting komt op drie belangrijke manieren:
- De beoordeling van de inflatievooruitzichten in het licht van nieuwe economische en financiële gegevens.
- De dynamiek van de onderliggende inflatie.
- De kracht van de transmissie van het monetair beleid.
Opvallend genoeg werd begrotingspolitiek bewust niet genoemd, hoewel Lagarde er tijdens de persconferentie snel op wees dat de beoordeling van de impact van mogelijke begrotingsontwikkelingen in Duitsland en Brussel (waar de Europese Unie ook extra defensie-uitgaven besprak) nog “work in progress” was. De ECB vond het nog te vroeg om te zeggen wat dit precies zou kunnen betekenen voor de inflatie en de economische groei, niet in de laatste plaats omdat de beleidswijzigingen nog meerdere politieke hindernissen moeten overwinnen voordat ze doorgevoerd kunnen worden. Er was echter brede overeenstemming dat extra uitgaven een impuls zouden geven aan de Europese economische groei.
Wat wel duidelijk was, is dat de ECB vastbesloten is de nadruk te leggen op optionaliteit. Lagarde weigerde zich vooraf vast te leggen op een bepaald rentepad en drong erop aan dat de centrale bank bij elke vergadering een gegevensgestuurde benadering zou volgen. Wel erkende Lagarde dat de ECB is overgestapt van een meer statische beoordeling, waarbij de renterichting duidelijk (neerwaarts) was, naar een meer evolutionaire beoordeling waarbij er rekening mee wordt gehouden dat de rente al 150 basispunten verlaagd is. Hiermee zette ze de deur naar een pauze van verdere renterverlagingen op een kier. Lagarde verwees naar de recente bijeenkomst van de G20 in Zuid-Afrika, waar ze een metafoor gebruikte van de wateren rond Kaap de Goede Hoop: warm water uit de Indische Oceaan (de renteverlagingen) vermengt zich daar met het koude water van de Atlantische Oceaan (de resterende effecten van eerdere monetaire verkrapping).
Voor obligatiebeleggers resteren, nu elke ECB-vergadering als afzonderlijk gezien moet worden, enkel 'bekende onbekende' factoren.
Al met al heeft de eerste week van maart gemengde resultaten opgeleverd voor kredietbeleggers. Aan de ene kant verwelkomen we een assertiever Duitsland en de extra overheidsuitgaven die bedrijven ten goede zullen komen. Aan de andere kant is het rentebeleid van de ECB onvoorspelbaarder geworden. Net als de ECB zullen we de komende macro-economische en financiële cijfers daarom nauwlettend in de gaten houden.
1Bron: Deutsche Bank, Fixed Income Blog, 4 maart 2025. Een basispunt (bp) is gelijk aan 1/100 procentpunt; 1 bp = 0,01%.
2Bron: Bloomberg, ICE BofA Euro Corporate Index, ICE BofA Euro High Yield Index, Govt OAS (voor opties gecorrigeerde spreads ten opzichte van staatsobligaties), 5 maart 2005 tot 5 maart 2025.
3Bron: Bloomberg, ICE BofA Euro Corporate Index, ICE BofA Euro High Yield Index, effectieve duration, 28 februari 2025.
De ICE BofA Euro Corporate Index volgt de prestaties van in EUR genoteerde bedrijfsobligaties van beleggingskwaliteit die openbaar zijn uitgegeven op de euro-obligatiemarkten of de binnenlandse markten van EMU-lidstaten.
De ICE BofA Euro High Yield Index volgt de prestaties van in EUR genoteerde bedrijfsobligaties onder beleggingskwaliteit die openbaar zijn uitgegeven op de euro-obligatiemarkten of de binnenlandse markten van EMU-lidstaten.
Basispunten: Basispunt (bp) is gelijk aan 1/100 van een procentpunt, 1bp = 0,01%.
Bedrijfsobligatie: Een obligatie uitgegeven door een bedrijf. Obligaties bieden beleggers een rendement in de vorm van periodieke betalingen en het uiteindelijke rendement van het oorspronkelijk belegde geld dat bij uitgifte op de vervaldag is belegd.
Corporate fundamentals are the underlying factors that contribute to the price of an investment. For a company, this can include the level of debt (leverage) in the company, its ability to generate cash and its ability to service that debt.
Kredietwaardigheid: Een score die wordt gegeven door een kredietbeoordelaar zoals S&P Global Ratings, Moody's en Fitch over de kredietwaardigheid van een kredietnemer. S&P rangschikt bijvoorbeeld investment grade obligaties van de hoogste AAA tot BBB en hoogrentende obligaties van BB via B tot CCC in termen van afnemende kwaliteit en groter risico, d.w.z. Kredietnemers met een CCC-rating lopen een groter risico op wanbetaling.
Kredietspread: Het renteverschil tussen effecten met dezelfde looptijd maar van verschillende kredietkwaliteit. Verruimende spreads duiden over het algemeen op een verslechtering van de kredietwaardigheid van zakelijke kredietnemers, en vernauwingen duiden op een verbetering.
Wanbetaling: het onvermogen van een debiteur (zoals een emittent van obligaties) om rente te betalen of om het oorspronkelijk geleende bedrag op de vervaldag terug te betalen.
Schuldenrem: de schuldenrem is sinds 2016 juridisch bindend voor de Duitse federale regering en sinds 2020 voor de zestien deelstaten van het land. Hoewel de deelstaten helemaal geen schulden mogen maken, laat de schuldenrem de federale overheid wat ruimte om in uitzonderlijke tijden meer geld uit te geven en in normale tijden kleine bedragen te lenen.
Duration: Een maatstaf voor de gevoeligheid van de prijs van een obligatie voor veranderingen in de rentetarieven. Hoe langer de looptijd van een obligatie, hoe groter de gevoeligheid voor veranderingen in de rente en vice versa. Obligatiekoersen stijgen wanneer hun rendementen dalen en vice versa.
Fiscaal beleid: Beschrijft het overheidsbeleid met betrekking tot het vaststellen van belastingtarieven en uitgavenniveaus.
Budgettaire impuls: de verandering in het primaire overheidstekort (exclusief nettorentebetalingen) van het ene jaar op het andere. Een positieve budgettaire impuls is stimulerend voor de economie, terwijl een negatieve budgettaire impuls als krimp wordt gezien.
Bruto binnenlands product (BBP): De waarde van alle afgewerkte goederen en diensten die door een land worden geproduceerd, binnen een bepaalde periode (meestal per kwartaal of jaarlijks). Het bbp is een brede maatstaf voor de omvang van de economie van een land.
High yield bond: Also known as a sub-investment grade bond, or ‘junk’ bond. These bonds usually carry a higher risk of the issuer defaulting on their payments, so they are typically issued with a higher interest rate (coupon) to compensate for the additional risk.
Inflatie het tempo waarin de prijzen van goederen en diensten in een economie stijgen. De consumentenprijsindex is een maatstaf voor inflatie die de prijsverandering van een mandje consumptiegoederen en -diensten in de loop van de tijd volgt.
Investment grade bond: A bond typically issued by governments or companies perceived to have a relatively low risk of defaulting on their payments, reflected in the higher rating given to them by credit ratings agencies.
Looptijd: De vervaldatum van een obligatie is de datum waarop de hoofdbelegging (en eventuele uiteindelijke coupon) aan beleggers wordt uitgekeerd. Obligaties met een kortere looptijd vervallen over het algemeen binnen 5 jaar, obligaties met een middellange looptijd binnen 5 tot 10 jaar en obligaties met een langere looptijd na 10+ jaar.
Monetair beleid: het beleid van een centrale bank dat erop gericht is de inflatie en de groei van een economie te beïnvloeden. Dit houdt onder meer in dat de rentes en de geldhoeveelheid onder controle worden gehouden. Monetaire stimulering verwijst naar het verhogen van de geldtoevoer en het verlagen van de leenkosten door een centrale bank. Monetaire verkrapping verwijst naar ingrepen van een centrale bank om te inflatie in te perken en de economische groei te vertragen door de rente te verhogen en de geldtoevoer te verminderen.
R* (de natuurlijke rentevoet): Holston-Laubach-Williams-modellen definiëren r* (r-star) als de reële kortetermijnrente die naar verwachting betaald wordt wanneer een economie goed functioneert en de inflatie stabiel is.
Yield: The level of income on a security over a set period, typically expressed as a percentage rate. For a bond, at its most simple, this is calculated as the coupon payment divided by the current bond price.
Yield to worst: The lowest yield a bond (index) can achieve provided the issuer(s) does not default; it takes into account special features such as call options (that give issuers the right to call back, or redeem, a bond at a specified date).
Volatility measures risk using the dispersion of returns for a given investment. The rate and extent at which the price of a portfolio, security or index moves up and down.
Belangrijke informatie
Vastrentende effecten zijn onderhevig aan het rente-, inflatie-, krediet- en wanbetalingsrisico. De obligatiemarkt is volatiel. Als de rentes stijgen, dalen de obligatiekoersen meestal en vice versa. Terugbetaling van de hoofdsom is niet gegarandeerd, en de koersen kunnen dalen als een emittent zijn betalingsverplichtingen niet tijdig nakomt of wanneer zijn kredietwaardigheid afneemt.
Hoogrentende obligaties of 'junk'-obligaties hebben een groter risico op wanbetaling en prijsvolatiliteit. Hun koers kan onverwacht sterk schommelen. producten, zoals door hypotheken en door activa gedekte effecten.
Dit zijn de standpunten van de auteur op het moment van publicatie en kunnen verschillen van de standpunten van andere personen/teams bij Janus Henderson Investors. Verwijzingen naar individuele effecten vormen geen aanbeveling om effecten, beleggingsstrategieën of marktsectoren te kopen, verkopen of aan te houden en mogen niet als winstgevend worden beschouwd. Janus Henderson Investors, zijn gelieerde adviseur of zijn medewerkers kunnen een positie hebben in de genoemde effecten.
Resultaten uit het verleden geven geen indicatie over toekomstige rendementen. Alle performancegegevens omvatten inkomsten- en kapitaalwinsten of verliezen maar geen doorlopende kosten en andere fondsuitgaven.
De informatie in dit artikel mag niet worden beschouwd als een beleggingsadvies.
Er is geen garantie dat tendensen uit het verleden zich zullen doorzetten of dat prognoses worden gehaald.
Reclame.
Belangrijke informatie
Lees de volgende belangrijke informatie over fondsen die vermeld worden in dit artikel.
- Het is mogelijk dat een emittent van een obligatie (of geldmarktinstrument) niet langer bereid of in staat is om de rente te betalen of kapitaal aan het Fonds terug te betalen. Als dit gebeurt of als de markt denkt dat dit kan gebeuren, zal de waarde van de obligatie dalen.
- Wanneer de rentevoeten stijgen (of dalen), zullen de prijzen van verschillende effecten anders worden beïnvloed. In het bijzonder zal de waarde van obligaties gewoonlijk dalen als de rentevoeten stijgen. Over het algemeen wordt dit risico groter naarmate de looptijd van een obligatiebelegging toeneemt.
- Het Fonds belegt in hoogrentende obligaties (onder beleggingskwaliteit). Hoewel dergelijke obligaties doorgaans hogere rentevoeten bieden dan obligaties van beleggingskwaliteit, zijn ze speculatiever van aard en zijn ze gevoeliger voor ongunstige veranderingen in de marktomstandigheden.
- Sommige obligaties (op verzoek aflosbare obligaties) geven hun emittenten het recht om kapitaal vervroegd terug te betalen of om de looptijd te verlengen. Emittenten kunnen deze rechten uitoefenen wanneer dit voor hen gunstig is en dit kan invloed hebben op de waarde van het Fonds.
- Als een Fonds een hoge blootstelling heeft aan een bepaald land of een bepaalde geografische regio, loopt het een hoger risico dan een Fonds dat meer gediversifieerd is.
- Het Fonds kan gebruikmaken van derivaten om zijn beleggingsdoelstelling te verwezenlijken. Dit kan leiden tot hefboomwerking, wat de resultaten van een belegging kan uitvergroten en waardoor de winsten of verliezen van het Fonds groter kunnen zijn dan de kosten van het derivaat. Het gebruik van derivaten gaat ook gepaard met andere risico's, waaronder met name het risico dat een tegenpartij bij derivaten niet in staat is om haar contractuele verplichtingen na te komen.
- Als het Fonds activa houdt in andere valuta's dan de basisvaluta van het Fonds of als u belegt in een aandelenklasse/klasse van deelnemingsrechten in een andere valuta dan die van het Fonds (tenzij afgedekt of 'hedged'), kan de waarde van uw belegging worden beïnvloed door veranderingen in de wisselkoersen.
- Wanneer het Fonds, of een afgedekte aandelenklasse/klasse van deelnemingsrechten, tracht de wisselkoersschommelingen van een valuta ten opzichte van de basisvaluta te beperken, kan de afdekkingsstrategie zelf een positieve of negatieve impact hebben op de waarde van het Fonds vanwege verschillen in de kortetermijnrentevoeten van de valuta's.
- Effecten in het Fonds kunnen moeilijk te waarderen of te verkopen zijn op het gewenste moment of tegen de gewenste prijs, vooral in extreme marktomstandigheden waarin de prijzen van activa kunnen dalen, wat het risico op beleggingsverliezen verhoogt.
- De volledige lopende kosten of een deel daarvan kunnen aan het kapitaal worden onttrokken, wat het kapitaal kan uithollen of het potentieel voor kapitaalgroei kan verminderen.
- CoCo's (Voorwaardelijk converteerbare obligaties) kunnen sterk in waarde dalen wanneer de financiële gezondheid van een emittent verzwakt en een vooraf bepaalde 'triggergebeurtenis' ertoe leidt dat de obligaties worden omgezet in aandelen van de emittent of gedeeltelijk of volledig worden afgeschreven.
- Het Fonds kan geld verliezen als een tegenpartij met wie het Fonds handelt niet bereid of in staat is om aan zijn verplichtingen te voldoen, of als gevolg van een fout in of vertraging van operationele processen of verzuim van een derde partij.
Specifieke risico's
- Het is mogelijk dat een emittent van een obligatie (of geldmarktinstrument) niet langer bereid of in staat is om de rente te betalen of kapitaal aan het Fonds terug te betalen. Als dit gebeurt of als de markt denkt dat dit kan gebeuren, zal de waarde van de obligatie dalen.
- Wanneer de rentevoeten stijgen (of dalen), zullen de prijzen van verschillende effecten anders worden beïnvloed. In het bijzonder zal de waarde van obligaties gewoonlijk dalen als de rentevoeten stijgen. Over het algemeen wordt dit risico groter naarmate de looptijd van een obligatiebelegging toeneemt.
- Het Fonds belegt in hoogrentende obligaties (onder beleggingskwaliteit). Hoewel dergelijke obligaties doorgaans hogere rentevoeten bieden dan obligaties van beleggingskwaliteit, zijn ze speculatiever van aard en zijn ze gevoeliger voor ongunstige veranderingen in de marktomstandigheden.
- Sommige obligaties (op verzoek aflosbare obligaties) geven hun emittenten het recht om kapitaal vervroegd terug te betalen of om de looptijd te verlengen. Emittenten kunnen deze rechten uitoefenen wanneer dit voor hen gunstig is en dit kan invloed hebben op de waarde van het Fonds.
- Opkomende markten stellen het Fonds bloot aan een hogere volatiliteit en een hoger verliesrisico dan ontwikkelde markten. Ze zijn gevoelig voor ongunstige politieke en economische gebeurtenissen en ze zijn mogelijk minder goed gereguleerd en beschikken mogelijk over minder degelijke bewaar- en vereffeningsprocedures.
- Het Fonds kan gebruikmaken van derivaten om zijn beleggingsdoelstelling te verwezenlijken. Dit kan leiden tot hefboomwerking, wat de resultaten van een belegging kan uitvergroten en waardoor de winsten of verliezen van het Fonds groter kunnen zijn dan de kosten van het derivaat. Het gebruik van derivaten gaat ook gepaard met andere risico's, waaronder met name het risico dat een tegenpartij bij derivaten niet in staat is om haar contractuele verplichtingen na te komen.
- Wanneer het Fonds, of een afgedekte aandelenklasse/klasse van deelnemingsrechten, tracht de wisselkoersschommelingen van een valuta ten opzichte van de basisvaluta te beperken, kan de afdekkingsstrategie zelf een positieve of negatieve impact hebben op de waarde van het Fonds vanwege verschillen in de kortetermijnrentevoeten van de valuta's.
- Effecten in het Fonds kunnen moeilijk te waarderen of te verkopen zijn op het gewenste moment of tegen de gewenste prijs, vooral in extreme marktomstandigheden waarin de prijzen van activa kunnen dalen, wat het risico op beleggingsverliezen verhoogt.
- Het Fonds kan een hoger niveau van transactiekosten oplopen als gevolg van beleggingen in minder actieve markten of minder ontwikkelde markten in vergelijking met een fonds dat in actievere of meer ontwikkelde markten belegt.
- De volledige lopende kosten of een deel daarvan kunnen aan het kapitaal worden onttrokken, wat het kapitaal kan uithollen of het potentieel voor kapitaalgroei kan verminderen.
- CoCo's (Voorwaardelijk converteerbare obligaties) kunnen sterk in waarde dalen wanneer de financiële gezondheid van een emittent verzwakt en een vooraf bepaalde 'triggergebeurtenis' ertoe leidt dat de obligaties worden omgezet in aandelen van de emittent of gedeeltelijk of volledig worden afgeschreven.
- Het Fonds kan geld verliezen als een tegenpartij met wie het Fonds handelt niet bereid of in staat is om aan zijn verplichtingen te voldoen, of als gevolg van een fout in of vertraging van operationele processen of verzuim van een derde partij.
- Naast de inkomsten kan deze aandelenklasse gerealiseerde en niet-gerealiseerde vermogenswinsten en oorspronkelijk belegd kapitaal uitkeren. Kosten, vergoedingen en uitgaven worden ook afgetrokken van het kapitaal. Beide factoren kunnen leiden tot kapitaalerosie en een kleiner potentieel voor kapitaalgroei. Beleggers moeten er ook rekening mee houden dat uitkeringen van deze aard behandeld kunnen worden (en belastbaar kunnen zijn) als inkomsten afhankelijk van hun plaatselijke belastingwetten.
Specifieke risico's
- Het is mogelijk dat een emittent van een obligatie (of geldmarktinstrument) niet langer bereid of in staat is om de rente te betalen of kapitaal aan het Fonds terug te betalen. Als dit gebeurt of als de markt denkt dat dit kan gebeuren, zal de waarde van de obligatie dalen.
- Wanneer de rentevoeten stijgen (of dalen), zullen de prijzen van verschillende effecten anders worden beïnvloed. In het bijzonder zal de waarde van obligaties gewoonlijk dalen als de rentevoeten stijgen. Over het algemeen wordt dit risico groter naarmate de looptijd van een obligatiebelegging toeneemt.
- Het Fonds belegt in hoogrentende obligaties (onder beleggingskwaliteit). Hoewel dergelijke obligaties doorgaans hogere rentevoeten bieden dan obligaties van beleggingskwaliteit, zijn ze speculatiever van aard en zijn ze gevoeliger voor ongunstige veranderingen in de marktomstandigheden.
- Sommige obligaties (op verzoek aflosbare obligaties) geven hun emittenten het recht om kapitaal vervroegd terug te betalen of om de looptijd te verlengen. Emittenten kunnen deze rechten uitoefenen wanneer dit voor hen gunstig is en dit kan invloed hebben op de waarde van het Fonds.
- Als een Fonds een hoge blootstelling heeft aan een bepaald land of een bepaalde geografische regio, loopt het een hoger risico dan een Fonds dat meer gediversifieerd is.
- Het Fonds kan gebruikmaken van derivaten om zijn beleggingsdoelstelling te verwezenlijken. Dit kan leiden tot hefboomwerking, wat de resultaten van een belegging kan uitvergroten en waardoor de winsten of verliezen van het Fonds groter kunnen zijn dan de kosten van het derivaat. Het gebruik van derivaten gaat ook gepaard met andere risico's, waaronder met name het risico dat een tegenpartij bij derivaten niet in staat is om haar contractuele verplichtingen na te komen.
- Als het Fonds activa houdt in andere valuta's dan de basisvaluta van het Fonds of als u belegt in een aandelenklasse/klasse van deelnemingsrechten in een andere valuta dan die van het Fonds (tenzij afgedekt of 'hedged'), kan de waarde van uw belegging worden beïnvloed door veranderingen in de wisselkoersen.
- Wanneer het Fonds, of een afgedekte aandelenklasse/klasse van deelnemingsrechten, tracht de wisselkoersschommelingen van een valuta ten opzichte van de basisvaluta te beperken, kan de afdekkingsstrategie zelf een positieve of negatieve impact hebben op de waarde van het Fonds vanwege verschillen in de kortetermijnrentevoeten van de valuta's.
- Effecten in het Fonds kunnen moeilijk te waarderen of te verkopen zijn op het gewenste moment of tegen de gewenste prijs, vooral in extreme marktomstandigheden waarin de prijzen van activa kunnen dalen, wat het risico op beleggingsverliezen verhoogt.
- De volledige lopende kosten of een deel daarvan kunnen aan het kapitaal worden onttrokken, wat het kapitaal kan uithollen of het potentieel voor kapitaalgroei kan verminderen.
- CoCo's (Voorwaardelijk converteerbare obligaties) kunnen sterk in waarde dalen wanneer de financiële gezondheid van een emittent verzwakt en een vooraf bepaalde 'triggergebeurtenis' ertoe leidt dat de obligaties worden omgezet in aandelen van de emittent of gedeeltelijk of volledig worden afgeschreven.
- Het Fonds kan geld verliezen als een tegenpartij met wie het Fonds handelt niet bereid of in staat is om aan zijn verplichtingen te voldoen, of als gevolg van een fout in of vertraging van operationele processen of verzuim van een derde partij.