Zorg ervoor dat Javascript is ingeschakeld voor de toegankelijkheid van de website Status under the EU Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR) - Horizon Sustainable Future Technologies Fund - Janus Henderson Investors
Voor financiële professionals in Nederland

Status volgens de EU Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR)

Janus Henderson Horizon Sustainable Future Technologies Fund

Legal Entity Identifier: 2138006VK6JR3K2AV795

A. Samenvatting

Het Fonds wordt gecategoriseerd als een fonds dat voldoet aan de bepalingen van artikel 9 van de SFDR als een product dat gericht is op duurzaam beleggen. Het zal minimaal 25% duurzame beleggingen met een milieudoelstelling doen in economische activiteiten die volgens de EU-taxonomie niet als ecologisch duurzaam worden aangemerkt. Het zal minimaal 25% duurzame beleggingen doen met een maatschappelijke doelstelling. De duurzame beleggingen brengen geen significante schade toe aan een duurzame milieu- of maatschappelijke beleggingsdoelstelling door rekening te houden met bepaalde belangrijke nadelige effecten en door zich te richten naar de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de VN-richtlijnen voor bedrijven en mensenrechten. De beleggingsdoelstelling van het Fonds is gericht op het realiseren van kapitaalgroei op de lange termijn door te beleggen in technologiegerelateerde bedrijven die bijdragen aan de ontwikkeling van een duurzame wereldeconomie met betrekking tot milieu- en maatschappelijke thema's. Het Fonds maakt geen gebruik van een referentiebenchmark om de duurzame-beleggingsdoelstelling te verwezenlijken.

De Beleggingsbeheerder gebruikt een 'pass/fail'-test, wat betekent dat elke deelneming aan alle drie de onderstaande vereisten moet voldoen:

  1. op basis van het in kaart brengen van de opbrengsten naar de thema's van de Beleggingsbeheerder, draagt het bij aan een ecologische of sociale doelstelling;
  2. het veroorzaakt geen significante schade aan welke ecologische of sociale duurzame beleggingsdoelstelling dan ook; en
  3. het volgt goede bestuurspraktijken.

Hoewel elke deelneming moet slagen voor de hierboven beschreven test, kent de Beleggingsbeheerder een gewicht van 25% toe aan de overweging van elk van de volgende elementen: (1) inkomsten toewijzen aan een milieu- of maatschappelijke doelstelling; (2) geen significante schade toebrengen aan een milieudoelstelling; (3) geen significante schade toebrengen aan een maatschappelijke doelstelling; (4) bestuurspraktijken.

Dit Fonds streeft naar kapitaalgroei door te beleggen in de wereldwijde aandelenmarkt en in het bijzonder door blootstelling aan technologiegerelateerde bedrijven waarvan de producten en diensten een positieve impact hebben op het milieu of de samenleving en zo bijdragen aan de ontwikkeling van een duurzame wereldeconomie. Het Fonds integreert milieu-, maatschappelijke en governancefactoren in de bottom-up fundamentele bedrijfsanalyse en -waardering. Door fundamenteel onderzoek kan de beleggingsbeheerder door de hypecyclus van duurzame technologie navigeren en ondernemingen identificeren die een positieve bijdrage leveren aan ecologische en maatschappelijke thema's. Het beleggingsproces houdt rekening met en bewaakt klimaat- en milieu-indicatoren, evenals maatschappelijke en personeelsaangelegenheden als onderdeel van het due-diligenceproces voor beleggingen, en reageert hierop door het uitoefenen van stemrecht, actieve betrokkenheid en actieplannen die van invloed zijn op beleggingsbeslissingen.

Er worden periodieke administratieve beoordelingen uitgevoerd om: de toepassing van positieve screens te controleren en te valideren, inclusief het koppelen van inkomsten aan duurzame-technologiethema's en om de geldigheid van thematische koppelingen aan de duurzame-technologiethema's te controleren; de toepassing van negatieve screens te valideren die door de strategie worden gebruikt; en om betrokkenheidsactiviteiten te verifiëren, inclusief de toepassing van formele actieplanvoltooiing of -tracering, indien relevant. De resultaten van deze periodieke evaluaties worden gerapporteerd aan een toezichtscomité, inclusief de nodige escalaties indien bijkomende standpunten van belanghebbenden nodig zijn.

De bedrijven waarin belegd wordt, worden door de Beleggingsbeheerder beoordeeld op de naleving van goede bestuurspraktijken. De goede bestuurspraktijken van bedrijven waarin wordt belegd, worden beoordeeld voordat er een belegging wordt gedaan en daarna periodiek in overeenstemming met de JHI Responsible Investment Policy, waarin onze Sustainability Risk Policy (het 'Beleid') is opgenomen. Het Beleid stelt minimumnormen vast aan de hand waarvan de Beleggingsbeheerder bedrijven waarin wordt belegd op doorlopende basis zal evalueren en controleren voordat er een belegging wordt gedaan. Dergelijke normen omvatten, maar zijn niet beperkt tot: gezonde managementstructuren, werknemersrelaties, beloning van het personeel en naleving van belastingwetgeving. De Beleggingsbeheerder hecht bijzonder veel belang aan de beoordeling van de bedrijfscultuur en -waarden, de bedrijfsstrategie, de samenstelling en diversiteit van de raad van bestuur, fiscale transparantie, audits, controles en verloning. Algemeen aanvaarde normen inzake deugdelijk bestuur kunnen waar gepast naar goeddunken van de beleggingsbeheerder worden aangepast voor kleinere organisaties of om rekening te houden met de lokale governancenormen. U vindt dit Beleid op www.janushenderson.com/esg-governance.

Bovendien heeft de beleggingsbeheerder de beginselen van de VN voor verantwoord beleggen (UNPRI) ondertekend. Als ondertekenaar beoordelen wij ook de goede governancepraktijken van de ondernemingen waarin wij beleggen aan de hand van de UNPRI, zowel vóór we een belegging doen als periodiek wanneer we een belegging in portefeuille hebben.

Minimaal 90% van de beleggingen van het financiële product wordt gebruikt om te voldoen aan de duurzame beleggingsdoelstelling van het financiële product. Het aandeel van de beleggingen in het fonds dat is afgestemd op de EU-taxonomie is 0%. De duurzaamheidsindicatoren die worden gebruikt om het bereiken van de duurzame beleggingsdoelstelling van het Fonds te meten, zijn: -

  1. De Bbeleggingsbeheerder gebruikt selectiecriteria om ervoor te zorgen garanderen dat het Ffonds alleen belegt in bedrijven ondernemingen die ten minste 50% van hun huidige of toekomstige verwachte inkomsten omzet halen uit goederen en diensten binnen de duurzame ontwikkelingsthema's van de Bbeleggingsbeheerder, zoals hieronder uiteengezet:
Duurzame-technologiethema's
Technologie voor schone energie Duurzaam transport
Optimalisering van grondstoffengebruik en productiviteit Digitale democratisering
Slimme steden Gezonde technologie
koolstofarme infrastructuur Gegevensbeveiliging
  1. Koolstof - Koolstofintensiteit Scope 1 & 2
  2. Koolstof – Koolstofvoetafdruk Scope 1&2
  3. Algemene status van UNGC- en OESO MNE-naleving
  4. % van de portefeuille die is afgestemd op de duurzaamheidsthema's van het Fonds.
  5. Aantal ondernemingen waarmee in dialoog werd gegaan in overeenstemming met de engagementsbenadering van de beleggingsbeheerder.
  6. ESG-uitsluitingsscreens

Het Fonds heeft MSCI gekozen als primaire gegevensbron voor ESG-onderzoek (Environmental, Social and Governance). Waar er dekkingstekorten worden geïdentificeerd, kunnen gespecialiseerde leveranciers van ESG-gegevens of intern onderzoek worden gebruikt om het ESG-onderzoek aan te vullen. Dit zorgt ervoor dat consistente gegevens en methodologieën een ESG-maatstaf per effecttype krijgen en dus correct kunnen worden vergeleken in het proces van portefeuilleconstructie. Het bereik van de gegevens wordt direct bepaald door het bereik van de onderliggende leverancier van ESG-informatie. Het bereiken van de maatschappelijke en milieukenmerken is niet volledig afhankelijk van gegevens van derden, of enige methodologische beperkingen daarvan, en wordt meestal ook geïnformeerd door eigen onderzoek en samenwerking met de ondernemingen waarin wordt belegd waar er relevante hiaten in de gegevens kunnen zijn. De JHI Responsible Investment Policy, waarin JHI's Sustainability Risk Policy is opgenomen, beschrijft de bedrijfsbrede aanpak van ESG-integratie, inclusief JHI's Responsible Investment Principles voor beleggingssucces op de lange termijn, onze aanpak van stewardship en engagement en de basisuitsluitingen die worden toegepast op de ondernemingen waarin wordt belegd. Deze uitsluitingen zijn gebaseerd op classificaties van externe leveranciers van ESG-gegevens. Deze classificatie kan door beleggingsonderzoek worden opgeheven als er voldoende bewijs is dat de gegevens van derden niet nauwkeurig of geschikt zijn. Elke Investment Desk voert hun eigen due-diligenceprocessen uit voordat er beleggingsbeslissingen worden genomen binnen hun Artikel 9-fondsen, waarbij gebruik wordt gemaakt van interne en externe instrumenten en onderzoek. Het bereiken van de maatschappelijke en milieukenmerken is niet volledig afhankelijk van gegevens van derden, of enige methodologische beperkingen daarvan, en wordt meestal ook geïnformeerd door eigen onderzoek en samenwerking met de ondernemingen waarin wordt belegd waar er relevante hiaten in de gegevens kunnen zijn. Stewardship vormt een integraal en natuurlijk onderdeel van Janus Hendersons actieve langetermijnbenadering van beleggingsbeheer. Meer informatie over de benadering van engagement van JHI vindt u in de Responsible Investment Policy die is gepubliceerd in de 'ESG Resource Library' op de website van Janus Henderson.

B. Geen ernstige afbreuk aan de duurzame beleggingsdoelstelling

De duurzame beleggingen brengen geen significante schade toe aan een duurzame milieu- of maatschappelijke beleggingsdoelstelling door rekening te houden met bepaalde belangrijke nadelige effecten en door zich te richten naar de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de VN-richtlijnen voor bedrijven en mensenrechten.

De beleggingsbeheerder gebruikt een aantal bronnen/methodes om rekening te houden met de verplichte indicatoren voor belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren ('PAI's') volgens de EU-verordening betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector (SFDR), om te bepalen of zijn duurzame beleggingen geen wezenlijke schade toebrengen aan relevante ecologische of sociale doelstellingen. Naargelang de indicator gebruikt de beleggingsbeheerder een of meer van de volgende benaderingen:

  1. De beleggingsbeheerder screent het beleggingsuniversum om beleggingen te vermijden in emittenten die betrokken zijn bij of inkomsten halen uit bepaalde hierna beschreven activiteiten;
  2. De interne ESG-controletool ('PCM') van de beleggingsbeheerder, die ESG-gerelateerde maatstaven omvat om de prestaties van ondernemingen op het vlak van ESG-indicatoren te beoordelen en te bepalen welke ondernemingen ondermaats presteren op ESG-vlak, op basis van zijn eigen methodologie;
  3. Opvolging van controverses;
  4. Het gebruik van gegevens van derden om vast te stellen wie niet goed presteert op ESG-vlak op basis van een rating binnen de betrokken sector met een gewogen gemiddelde score voor de belangrijkste ESG-thema's; en
  5. De activiteiten en gerapporteerde cijfers van de onderliggende beleggingen worden gescreend op basis van de criteria voor significante schade die JHI heeft vastgesteld met verwijzing naar de relevante verplichte PAI's die in het kader van de SFDR zijn bepaald, afhankelijk van de prestaties van de onderneming ten opzichte van eigen, voorafbepaalde uitsluitingscriteria (die kwantitatief of kwalitatief kunnen zijn).

De PCM van de Beleggingsbeheerder wordt regelmatig bijgewerkt om nieuwe gegevenspunten of tools op te nemen zodra deze beschikbaar zijn.

Per 3 december 2024 beschouwt de Beleggingsbeheerder de verplichte indicatoren voor PAI's als volgt:

Broeikasgasemissies Emittenten worden uitgesloten als zij inkomsten halen uit fossiele brandstoffen of meer dan 5% van hun inkomsten halen uit gevaarlijke chemische stoffen en intensieve landbouw.
De procescontrolemonitor van de Beleggingsbeheerder omvat koolstofmetrieken, waaronder broeikasgasemissies, broeikasgasintensiteit, het verbruik van hernieuwbare energie en doelstellingen voor de transitie naar een koolstofarme economie. Klimaatgerelateerde controverses worden gesignaleerd en als deze van wezenlijk belang worden geacht, wordt er actie ondernomen.
Als een emittent in de onderste helft van de bedrijfseigen ranglijst van de procescontrolemonitor terechtkomt of als deze op basis van gegevens van derden wordt geïdentificeerd als een ESG-achterblijver, wordt er een verplichte verbintenis aangegaan die tijdgebonden resultaatgerichte actieplannen omvat.
Koolstofvoetafdruk
BKG-intensiteit van ondernemingen waarin wordt geïnvesteerd
Blootstelling aan ondernemingen die actief zijn in de fossielebrandstoffensector*
Aandeel van het verbruik en de productie van niet-hernieuwbare energie Emittenten worden uitgesloten als zij inkomsten halen uit fossiele brandstoffen of meer dan 5% van hun inkomsten halen uit gevaarlijke chemische stoffen en intensieve landbouw.
De procescontrolemonitor van de Beleggingsbeheerder omvat koolstofmetrieken, waaronder het verbruik van hernieuwbare energie en de beschikbaarheid van informatie over hernieuwbare energie. Klimaatgerelateerde controverses worden gesignaleerd en als deze van wezenlijk belang worden geacht, wordt er actie ondernomen.
Als een emittent in de onderste helft van de bedrijfseigen ranglijst van de procescontrolemonitor terechtkomt of als deze op basis van gegevens van derden wordt geïdentificeerd als een ESG-achterblijver, wordt er een verplichte verbintenis aangegaan die tijdgebonden resultaatgerichte actieplannen omvat.
Het proces van de Beleggingsbeheerder is als volgt:
  1. De PCM markeert het verbruik van hernieuwbare energie als percentage van het energieverbruik en of het bedrijf het verbruik van hernieuwbare energie bekendmaakt.
  2. De beleggingsanalist, onder begeleiding van de duurzaamheidsanalist, beoordeelt of dit van belang is voor de subsector of het bedrijf.
  3. Gegevenskwaliteitscontroles worden uitgevoerd
  4. Als het Bedrijf als slecht wordt beoordeeld (omdat het geen openheid van zaken geeft, 0% hernieuwbare energie verbruikt of geen streefcijfer voor de transitie naar een koolstofarme economie hanteert), zal de Beleggingsbeheerder in actie komen.
Intensiteit van het energieverbruik per klimaatintensieve sector De Beleggingsbeheerder is van mening dat dit niet van wezenlijk belang is, aangezien technologie niet wordt beschouwd als een klimaatsector met een grote impact.
Activiteiten die een negatieve invloed hebben op gebieden met een kwetsbare biodiversiteit Emittenten worden uitgesloten als zij inkomsten halen uit controversiële wapens, tabaksproductie of fossiele brandstoffen of meer dan 5% van hun inkomsten halen uit alcohol; niet-medische dierproeven; civiele vuurwapens en munitie; conventionele wapens; de opwekking van kernenergie; bont; gokken; gevaarlijke chemische stoffen; onderzoek naar menselijke stamcellen; pornografie; intensieve landbouw; en tabaksdistributie, -verkoop, -licenties en -levering. Emittenten worden daarnaast uitgesloten als zij geacht worden de UNGC en OESO MNE-principes niet te hebben nageleefd.
De procescontrolemonitor van de Beleggingsbeheerder omvat controles op ontbossings- en biodiversiteitsbeleid. Biodiversiteitsgerelateerde controverses worden gesignaleerd en als deze van wezenlijk belang worden geacht, wordt er actie ondernomen.
De Beleggingsbeheerder vermijdt tevens beleggingen in palmolie, hout, visserij en mijnbouw, waarvoor een drempel van 5% geldt, tenzij het bedrijf als onderdeel van de ESG-beoordeling vóór belegging kan aantonen dat het uitstekend heeft gereageerd op milieu- en maatschappelijke kwesties.
Als een emittent in de onderste helft van de eigen ranglijst van de procescontrolemonitor terechtkomt of als deze op basis van gegevens van derden wordt geïdentificeerd als een ESG-achterblijver, wordt er een verplicht engagement aangegaan dat tijdgebonden resultaatgerichte actieplannen omvat.
Emissies in water De rankingscreen en de procescontrolemonitor van de Beleggingsbeheerder bevatten watermetrieken, zoals emissies in water. Watergerelateerde controverses worden gesignaleerd en als deze van wezenlijk belang worden geacht, wordt er actie ondernomen.
Als een emittent in de onderste helft van de bedrijfseigen ranglijst van de procescontrolemonitor terechtkomt of als deze op basis van gegevens van derden wordt geïdentificeerd als een ESG-achterblijver, wordt er een verplichte verbintenis aangegaan die tijdgebonden resultaatgerichte actieplannen omvat.
De Beleggingsbeheerder komt in actie als wateremissies materieel worden geacht.
Het proces van de Beleggingsbeheerder is als volgt:
  1. De PCM markeert gegevens over emissies in water en over openbaarmaking (bijvoorbeeld verslag aan de CDP over water).
  2. De beleggingsanalist, onder begeleiding van de duurzaamheidsanalist, beoordeelt of dit van belang is voor de subsector of het bedrijf.
  3. Er wordt een controle van de gegevenskwaliteit uitgevoerd.
  4. Bij slechte emissies in water (geen openbaarmaking) zal de Beleggingsbeheerder in actie komen.
Verhouding gevaarlijk afval De procescontrolemonitor van de Beleggingsbeheerder omvat afvalmetrieken, waaronder gevaarlijk afval en controles op de openbaarmaking van informatie over gevaarlijk afval. Afvalgerelateerde controverses worden gesignaleerd en als deze van wezenlijk belang worden geacht, wordt er actie ondernomen.
Als een emittent in de onderste helft van de bedrijfseigen ranglijst van de procescontrolemonitor terechtkomt of als deze op basis van gegevens van derden wordt geïdentificeerd als een ESG-achterblijver, wordt er een verplichte verbintenis aangegaan die tijdgebonden resultaatgerichte actieplannen omvat.
De Beleggingsbeheerder komt in actie als gevaarlijk afval materieel wordt geacht.
Het proces van de Beleggingsbeheerder is als volgt:
  1. Gegevens over gevaarlijk afval worden gemarkeerd in de PCM
  2. De beleggingsanalist, onder begeleiding van de duurzaamheidsanalist, beoordeelt of dit van belang is voor de subsector of het bedrijf.
  3. Er wordt een controle van de gegevenskwaliteit uitgevoerd.
  4. Bij slechte omgang met gevaarlijk afval (geen openbaarmaking) zal de Beleggingsbeheerder in actie komen.
Schendingen van de principes van het UN Global Compact en de richtsnoeren van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) voor multinationals Emittenten worden uitgesloten als zij zich niet hebben geconformeerd aan de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen of de UN Global Compact Principles niet naleven.
Als een emittent in de onderste helft van de bedrijfseigen ranglijst van de procescontrolemonitor terechtkomt of als deze op basis van gegevens van derden wordt geïdentificeerd als een ESG-achterblijver, wordt er een verplichte verbintenis aangegaan die tijdgebonden resultaatgerichte actieplannen omvat.
Gebrek aan processen en nalevingsmechanismen om naleving van de principes van UN Global Compact en de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen te controleren Overtreders worden uitgesloten zoals hierboven vermeld.
De Beleggingsbeheerder houdt tevens een UNGC- en OESO MNE-watchlist bij en neemt contact op met bedrijven die op de UNGC- of OESO MNE-watchlist staan als gevolg van het niet naleven van deze richtlijnen.
De Beleggingsbeheerder beoordeelt en overweegt de bestuursstructuren van een emittent om te bepalen of deze in staat is om aan internationale normen te blijven voldoen.
Als een emittent in de onderste helft van de bedrijfseigen ranglijst van de procescontrolemonitor terechtkomt of als deze op basis van gegevens van derden wordt geïdentificeerd als een ESG-achterblijver, wordt er een verplichte verbintenis aangegaan die tijdgebonden resultaatgerichte actieplannen omvat.
Niet-gecorrigeerde loonkloof tussen mannen en vrouwen Diversiteits-, gelijkheids- en inclusiegerelateerde controverses (DEI) worden gesignaleerd en als deze van wezenlijk belang worden geacht, wordt er actie ondernomen.
Als een emittent in de onderste helft van de bedrijfseigen ranglijst van de procescontrolemonitor terechtkomt of als deze op basis van gegevens van derden wordt geïdentificeerd als een ESG-achterblijver, wordt er een verplichte verbintenis aangegaan die tijdgebonden resultaatgerichte actieplannen omvat.
Genderdiversiteit in het bestuur De Beleggingsbeheerder gaat in gesprek met bedrijven waarvan de raden van bestuur voor minder dan 30% uit vrouwen bestaan of homogeen zijn samengesteld. Diversiteits-, gelijkheids- en inclusiegerelateerde controverses (DEI) worden gesignaleerd en als deze van wezenlijk belang worden geacht, wordt er actie ondernomen.
Als een emittent in de onderste helft van de bedrijfseigen ranglijst van de procescontrolemonitor terechtkomt of als deze op basis van gegevens van derden wordt geïdentificeerd als een ESG-achterblijver, wordt er een verplichte verbintenis aangegaan die tijdgebonden resultaatgerichte actieplannen omvat.
Blootstelling aan controversiële wapens (antipersoonsmijnen, clustermunitie, chemische wapens en biologische wapens) Beleggingen zijn niet toegestaan in entiteiten die betrokken zijn bij de huidige productie van, of een minderheidsbelang hebben van 20% of meer in een fabrikant van controversiële wapens, waaronder (i) clustermunitie; (ii) antipersoonsmijnen; (iii) chemische wapens en (iv) biologische wapens.
Als een emittent in de onderste helft van de bedrijfseigen ranglijst van de procescontrolemonitor terechtkomt of als deze op basis van gegevens van derden wordt geïdentificeerd als een ESG-achterblijver, wordt er een verplichte verbintenis aangegaan die tijdgebonden resultaatgerichte actieplannen omvat.

Er worden screens toegepast om beleggingen in emittenten te vermijden als de Beleggingsbeheerder van mening is dat deze niet in overeenstemming zijn met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen; en de VN-richtlijnen voor bedrijven en mensenrechten, met inbegrip van de principes en rechten die zijn vastgelegd in de acht fundamentele conventies die zijn opgenomen in de Verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie over fundamentele principes en rechten op het werk en het internationaal statuut van de rechten van de mens. Als een emittent die al deel uitmaakt van het Fonds de screen niet doorstaat, wordt deze binnen 90 dagen afgestoten, tenzij er goede redenen zijn om de belegging aan te houden. In dat geval moet dit worden goedgekeurd door het ESG Oversight Committee. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de verstrekker van screengegevens verondersteld wordt de beoordeling te hebben gebaseerd op onjuiste informatie.

C. Duurzame beleggingsdoelstelling van het financiële product

De beleggingsdoelstelling van het fonds is gericht op vermogensgroei op lange termijn door te beleggen in aan technologie gerelateerde ondernemingen die bijdragen aan de ontwikkeling van een duurzame wereldeconomie door middel van ecologische en sociale thema's. Het fonds gebruikt geen referentiebenchmark om zijn duurzame beleggingsdoelstelling te behalen. Het fonds gebruikt geen referentiebenchmark om zijn duurzame beleggingsdoelstelling te behalen.

De Beleggingsbeheerder gebruikt een 'pass/fail'-test, wat betekent dat elke deelneming aan alle drie de onderstaande vereisten moet voldoen:

  1. op basis van het in kaart brengen van de opbrengsten naar de thema's van de Beleggingsbeheerder, draagt het bij aan een ecologische of sociale doelstelling;
  2. het veroorzaakt geen significante schade aan welke ecologische of sociale duurzame beleggingsdoelstelling dan ook; en
  3. het volgt goede bestuurspraktijken.

Hoewel elke deelneming moet slagen voor de hierboven beschreven test, kent de Beleggingsbeheerder een gewicht van 25% toe aan de overweging van elk van de volgende elementen: (1) inkomsten toewijzen aan een milieu- of maatschappelijke doelstelling; (2) geen significante schade toebrengen aan een milieudoelstelling; (3) geen significante schade toebrengen aan een maatschappelijke doelstelling; (4) bestuurspraktijken.

D. Beleggingsstrategie

Dit fonds streeft naar kapitaalgroei via beleggingen in de wereldwijde aandelenmarkt en in het bijzonder door een blootstelling te nemen aan technologiegerelateerde ondernemingen waarvan de producten en diensten een positieve impact hebben op het milieu of de maatschappij, en op die manier bijdragen tot de ontwikkeling van een duurzame wereldeconomie. Elke belegger dient dit hoofdstuk te lezen in combinatie met de beleggingsstrategie van het fonds (zoals vermeld in het hoofdstuk 'Fondsen' van het prospectus).

Het Fonds integreert milieu-, maatschappelijke en governancefactoren in de bottom-up fundamentele bedrijfsanalyse en -waardering. Door fundamenteel onderzoek kan de beleggingsbeheerder door de hypecyclus1 van duurzame technologie navigeren en ondernemingen identificeren die een positieve bijdrage leveren aan ecologische en maatschappelijke thema's. Het beleggingsproces houdt rekening met en bewaakt klimaat- en milieu-indicatoren, evenals maatschappelijke en personeelsaangelegenheden als onderdeel van het due-diligenceproces voor beleggingen, en reageert hierop door het uitoefenen van stemrecht, actieve betrokkenheid en actieplannen die van invloed zijn op beleggingsbeslissingen.

Er worden periodieke administratieve beoordelingen uitgevoerd om: de toepassing van positieve screens te controleren en te valideren, inclusief het koppelen van inkomsten aan duurzame-technologiethema's en om de geldigheid van thematische koppelingen aan de duurzame-technologiethema's te controleren; de toepassing van negatieve screens te valideren die door de strategie worden gebruikt; en om betrokkenheidsactiviteiten te verifiëren, inclusief de toepassing van formele actieplanvoltooiing of -tracering, indien relevant. De resultaten van deze periodieke evaluaties worden gerapporteerd aan een toezichtscomité, inclusief de nodige escalaties indien bijkomende standpunten van belanghebbenden nodig zijn.

De beleggingsbeheerder beoordeelt de ondernemingen waarin wij beleggen op de naleving van goede governancepraktijken.

De goede bestuurspraktijken van bedrijven waarin wordt belegd, worden beoordeeld voordat er een belegging wordt gedaan en daarna periodiek in overeenstemming met de JHI Responsible Investment Policy, waarin onze Sustainability Risk Policy (het 'Beleid') is opgenomen.

Het beleid stelt minimumnormen voorop op basis waarvan de beleggingsbeheerder de ondernemingen waarin wij beleggen, permanent beoordeelt en opvolgt alvorens te beleggen. Die normen omvatten, maar zijn niet beperkt tot: degelijke managementstructuren, relaties met het personeel, de verloning van personeel en naleving van de belastingwetgeving. De beleggingsbeheerder hecht bijzonder belang aan de evaluatie van de bedrijfscultuur, de waarden, de bedrijfsstrategie, de samenstelling en diversiteit van de raad van bestuur, fiscale transparantie, audit, controles en verloning. Algemeen aanvaarde normen inzake deugdelijk bestuur kunnen waar gepast naar goeddunken van de beleggingsbeheerder worden aangepast voor kleinere organisaties of om rekening te houden met de lokale governancenormen.

U vindt het Beleid op www.janushenderson.com/esg-governance.

Bovendien heeft de beleggingsbeheerder de beginselen van de VN voor verantwoord beleggen (UNPRI) ondertekend. Als ondertekenaar beoordelen wij ook de goede governancepraktijken van de ondernemingen waarin wij beleggen aan de hand van de UNPRI, zowel vóór we een belegging doen als periodiek wanneer we een belegging in portefeuille hebben.

1 De 'hypecyclus' heeft betrekking op de verschillende fases in de ontwikkeling van een technologie, van concept tot het algemeen gebruik ervan, met inbegrip van het beleggerssentiment aangaande die technologie en daaraan gerelateerde aandelen gedurende die cyclus.

E. Verhouding van de beleggingen

Minimaal 90% van de beleggingen van het financiële product wordt gebruikt om te voldoen aan de duurzame beleggingsdoelstelling van het financiële product.

De duurzame-beleggingsaanpak van de Beleggingsbeheerder omvat het in kaart brengen van inkomsten uit ecologische en maatschappelijke thema's om te bepalen of een belegging bijdraagt aan een ecologische of maatschappelijke doelstelling. Het Fonds zal minimaal 25% beleggen in duurzame beleggingen met een milieudoelstelling en 25% in duurzame beleggingen met een maatschappelijke doelstelling.

De resterende activa kunnen beleggingen omvatten voor bepaalde specifieke doeleinden, zoals afdekking of liquiditeit (zijnde contanten/kasequivalenten en tijdelijk aangehouden indexderivaten) en die, om ervoor te zorgen dat deze niet verhinderen dat het financiële product de duurzame-beleggingsdoelstelling bereikt, moeten voldoen aan minimale milieu- of maatschappelijke waarborgen, waaronder dat zdee geen significante schade berokkenen en in overeenstemming zijn met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de VN-richtlijnen voor het bedrijfsleven en de mensenrechten, indien relevant.

Het Fonds maakt geen gebruik van derivaten om de duurzame beleggingsdoelstelling te bereiken.

Het aandeel beleggingen in het fonds dat is afgestemd op de EU-taxonomie is 0%. Hoewel de EU-taxonomie een ambitieus kader biedt om de milieuduurzaamheid van economische activiteiten te bepalen, dekt de EU-taxonomie niet alle industrieën en sectoren of alle milieudoelstellingen. De Beleggingsbeheerder gebruikt een eigen methodologie om te bepalen of de voor het Fonds geselecteerde beleggingen ecologisch duurzaam zijn in overeenstemming met de SFDR-richtlijnen.

F. Monitoring duurzame beleggingsdoelstelling

De duurzaamheidsindicatoren die worden gebruikt om het bereiken van de duurzame beleggingsdoelstelling van het Fonds te meten, zijn: -

  1. De Bbeleggingsbeheerder gebruikt selectiecriteria om ervoor te zorgen garanderen dat het Ffonds alleen belegt in bedrijven ondernemingen die ten minste 50% van hun huidige of toekomstige verwachte inkomsten omzet halen uit goederen en diensten binnen de duurzame ontwikkelingsthema's van de Bbeleggingsbeheerder, zoals hieronder uiteengezet:
Duurzame-technologiethema's
Technologie voor schone energie Duurzaam transport
Optimalisering van grondstoffengebruik en productiviteit Digitale democratisering
Slimme steden Gezonde technologie
koolstofarme infrastructuur Gegevensbeveiliging
  1. Koolstof – Koolstofintensiteit Scope 1&2 -
    Dit vertegenwoordigt de meest recent gerapporteerde of geschatte Scope 1 + Scope 2 broeikasgasemissies van het bedrijf, genormaliseerd op basis van de omzet, waardoor vergelijking tussen bedrijven van verschillende groottes mogelijk is.
  2. Koolstof – Koolstofintensiteit Scope 1&2 -
    Dit vertegenwoordigt de meest recent gerapporteerde of geschatte Scope 1- en Scope 2-broeikasgasemissies van het bedrijf (indien beschikbaar). Scope 1-emissies zijn emissies uit bronnen die eigendom zijn van of beheerd worden door het bedrijf, meestal de directe verbranding van brandstof zoals in een oven of voertuig. Scope 2-emissies worden veroorzaakt door de opwekking van elektriciteit die door het bedrijf is ingekocht.
  3. Algemene status van UNGC- en OESO MNE-naleving
  4. % van de portefeuille die is afgestemd op de duurzaamheidsthema's van het Fonds.
  5. Aantal ondernemingen waarmee in dialoog werd gegaan in overeenstemming met de engagementsbenadering van de beleggingsbeheerder.
  6. ESG-uitsluitingsschermen - zie "G. Methodologieën" hierna voor meer informatie over de uitsluitingen.

Bijzonderheden over waarom de duurzame beleggingen geen significante schade toebrengen aan ecologische of maatschappelijke doelstellingen voor duurzaam beleggen en het beleid om de goede bestuurspraktijken van de ondernemingen waarin wij beleggen te beoordelen, vindt u hierboven.

De JHI Responsible Investment Policy, waarin de Sustainability Risk Policy van JHI is opgenomen, beschrijft de bedrijfsbrede ESG-integratiebeginselen, de beginselen voor verantwoord beleggen en de basisuitsluitingen die worden toegepast op ondernemingen waarin wordt belegd. Die uitsluitingen zijn gebaseerd op classificaties die de externe leveranciers van ESG-gegevens verstrekken. Deze classificatie kan door beleggingsonderzoek worden opgeheven als er voldoende bewijs is dat de gegevens van derden niet nauwkeurig of geschikt zijn.

Elke beleggingsafdeling voert zijn eigen due-diligenceprocessen uit voordat ze beleggingsbeslissingen neemt binnen zijn artikel 9-fondsen, en maakt daarbij gebruik van interne en externe tools en research.

Het Front Office Controls & Governance-team biedt waar nodig voortdurend de garantie dat we kunnen aantonen dat Beleggingsproducten worden beheerd in overeenstemming met gedocumenteerde duurzaamheidsafspraken als er geen geautomatiseerde controles en/of externe gegevens beschikbaar zijn. Het Financial Risk-team controleert en onderzoekt het beleggingsbeheer in het licht van ESG-gerelateerde risico's, naast de traditionele maatstaven voor marktrisico's, en integreert het duurzaamheidsrisico in de risicoprofielen. Het Investment Compliance-team voert een uitsluitingsscreen uit en monitort deze doorlopend, in aanvulling op elementen van handmatig toezicht waar relevant.

G. Methodologieën

De Beleggingsbeheerder gebruikt een 'pass/fail'-test, wat betekent dat elke deelneming aan alle drie de onderstaande vereisten moet voldoen:

  1. op basis van het in kaart brengen van de opbrengsten naar de thema's van de Beleggingsbeheerder, draagt het bij aan een ecologische of sociale doelstelling;
  2. het veroorzaakt geen significante schade aan welke ecologische of sociale duurzame beleggingsdoelstelling dan ook; en
  3. het volgt goede bestuurspraktijken.

Het beleggingsuniversum van het Fonds wordt bepaald door de toepassing van bindende positieve screeningcriteria op basis van de beleggingsthema's op het gebied van duurzame technologie van de Beleggingsbeheerder. De Beleggingsbeheerder gebruikt een eigen methodologie om ervoor te zorgen dat de bedrijven waarin het Fonds belegt, ten minste 50% van hun huidige of toekomstige verwachte inkomsten halen uit goederen en diensten die in lijn zijn met deze duurzaamheidsthema's.

De Beleggingsbeheerder past screens toe om emittenten uit te sluiten als deze geacht worden de UNGC-principes en OESO MNE (die betrekking hebben op zaken als mensenrechten, arbeid, corruptie en milieuvervuiling) niet te hebben nageleefd.

Daarnaast past de Beleggingsbeheerder screens toe om directe beleggingen in bedrijfsemittenten uit te sluiten op basis van hun betrokkenheid bij bepaalde activiteiten. In het bijzonder worden emittenten uitgesloten als zij inkomsten halen uit controversiële wapens*, fossiele brandstoffen of de productie van tabak. Emittenten worden daarnaast uitgesloten als zij meer dan 5% van hun inkomsten halen uit alcohol; niet-medische dierproeven; civiele vuurwapens en munitie; conventionele wapens; de opwekking van kernenergie; bont; gokken; gevaarlijke chemische stoffen; onderzoek naar menselijke stamcellen; pornografie; intensieve landbouw; en tabaksdistributie, -verkoop, -licenties en -levering.

* Het Fonds past een uitgebreide screening op controversiële wapens toe naast de bedrijfsbrede uitsluitingen die een breder scala aan activiteiten omvatten.

Het Fonds past ook de Firmwide Exclusions Policy toe, dat controversiële wapens omvat.

De beleggingsbeheerder verwacht dat de screeningcriteria het beleggingsuniversum van het fonds met minstens 30% zullen verkleinen.

De Beleggingsbeheerder streeft naar een beter resultaat op de volgende twee duurzaamheidsindicatoren ten opzichte van de overeenkomstige benchmark:

De Beleggingsbeheerder streeft naar een koolstofvoetafdruk en koolstofintensiteit die ten minste 20% lager is dan die van de MSCI ACWI.

De Beleggingsbeheerder streeft naar een gewogen gemiddelde blootstelling aan bedrijven met noemenswaardige ESG-controverses die lager is dan in de MSCI ACWI.

Hoewel elke deelneming moet slagen voor de hierboven beschreven 'pass/fail'-test van de Beleggingsbeheerder, kent de Beleggingsbeheerder een gewicht van 25% toe aan de overweging van elk van de volgende elementen: (1) inkomsten toewijzen aan een milieu- of maatschappelijke doelstelling; (2) geen significante schade toebrengen aan een milieudoelstelling; (3) geen significante schade toebrengen aan een maatschappelijke doelstelling; (4) bestuurspraktijken;

In aanvulling op het bovenstaande past de Beleggingsbeheerder screens toe op de activiteiten die op de datum van dit prospectus zijn gedefinieerd in Artikel 12, Uitsluitingen voor op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks van de Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1818 van de Commissie van 17 juli 2020. In het bijzonder worden ondernemingen uitgesloten als zij betrokken zijn bij het volgende:

  1. ondernemingen die betrokken zijn bij activiteiten in verband met controversiële wapens;
  2. ondernemingen die betrokken zijn bij de teelt en productie van tabak;
  3. ondernemingen die volgens de bevindingen van de benchmarkbeheerders de beginselen van het Global Compact van de Verenigde Naties (UNGC) of de richtsnoeren voor multinationale ondernemingen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) overtreden;
  4. bedrijven die 1% of meer van hun inkomsten halen uit de exploratie, ontginning, winning, distributie of raffinage van steenkool en bruinkoolbedrijven die 10% of meer van hun inkomsten halen uit de exploratie, ontginning, distributie of raffinage van oliebrandstoffen;
  5. ondernemingen die 50 % of meer van hun inkomsten halen uit de exploratie, winning, vervaardiging of distributie van gasvormige brandstoffen;
  6. ondernemingen die 50 % of meer van hun inkomsten halen uit elektriciteitsopwekking met een broeikasgasintensiteit van meer dan 100 g CO2e/kWh.

Voor de toepassing van punt a) worden onder 'controversiële wapens' verstaan controversiële wapens in de zin van internationale verdragen en overeenkomsten, beginselen van de Verenigde Naties en, in voorkomend geval, nationale wetgeving.

Daarnaast past de Beleggingsbeheerder screens toe om directe beleggingen uit te sluiten in:

  • - Elke emittent waarvan het hoofdkantoor is gevestigd in een land of gebied dat is opgenomen in de laatst beschikbare versie van de EU-lijst van landen en gebieden die niet samenwerken op het gebied van belastingaangelegenheden.
  • - Elke emittent waarvan de statutaire zetel is gevestigd in een land of gebied dat op de zwarte of grijze lijst van de Financial Action Task Force (FATF) staat.

De Beleggingsbeheerder mag alleen beleggen in bedrijven die door de hierboven beschreven screenings zouden worden uitgesloten als de Beleggingsbeheerder, op basis van diens eigen onderzoek en zoals goedgekeurd door het ESG Oversight Committee, van mening is dat de gegevens van derden die worden gebruikt om de uitsluitingen toe te passen, onvoldoende of onjuist zijn.

De Beleggingsbeheerder kan van mening zijn dat gegevens onvoldoende of onnauwkeurig zijn als het onderzoek van de externe gegevensleverancier bijvoorbeeld achterhaald of vaag is, gebaseerd is op verouderde bronnen of als de beleggingsbeheerder over andere informatie beschikt die aanleiding geeft tot twijfel over de nauwkeurigheid van het onderzoek.

Als de Beleggingsbeheerder de gegevens van derden wil betwisten, wordt de uitdaging voorgelegd aan een multifunctioneel ESG Oversight Committee, dat de 'override' van de gegevens van derden moet ondertekenen.

Als een externe gegevensverstrekker geen onderzoek doet naar een specifieke emittent of uitgesloten activiteit, kan de Beleggingsbeheerder beleggen als die, op basis van diens eigen onderzoek, ervan overtuigd is dat de emittent niet betrokken is bij de uitgesloten activiteit.

H. Databronnen en -verwerking

Het fonds heeft MSCI gekozen als primaire informatiebron voor ESG-onderzoek (onderzoek naar ecologische, sociale en governancefactoren).

Waar er dekkingstekorten worden geïdentificeerd, kunnen gespecialiseerde leveranciers van ESG-gegevens of intern onderzoek worden gebruikt om het ESG-onderzoek aan te vullen. Dit zorgt ervoor dat consistente gegevens en methodologieën een ESG-maatstaf per effecttype krijgen en dus correct kunnen worden vergeleken in het proces van portefeuilleconstructie.

JHI heeft een gecentraliseerd eigen onderzoeksafstemmingsproces opgezet. Het centrale onderzoeksafstemmingsproces stemt gegevens op drie verschillende niveaus op elkaar af:

  1. Entiteitsniveau;
  2. Positieniveau; en
  3. Fondsniveau.

De research op elkaar kunnen afstemmen en alles in kaart kunnen brengen, zijn twee elementen die cruciaal zijn voor de ESG-methodologie (voor ecologische, sociale en governanceaspecten) van JHI, aangezien wij ons ervan bewust zijn dat een effect de ESG-informatie kan meekrijgen van de emitterende rechtspersoon, terwijl sommige ESG-risico's toch specifiek zijn voor één bepaald instrument.

JHI past een aantal regels toe om de integriteit van de datakwaliteit te waarborgen voor de gegevens die worden ingevoerd in de centrale oplossing die wordt gebruikt om de research op elkaar af te stemmen. De gegevens van JHI die niet correct zijn afgestemd op de definitie van de gegevensverstrekker, worden niet opgenomen in het centrale datawarehouse in de cloud, en er worden uitzonderingen toegevoegd. Die uitzonderingen worden gemonitord en geremedieerd door een centraal ondersteuningsteam. Remediëring omvat onderzoek bij de gegevensverstrekker of interne activiteiten ter ondersteuning van intern beheerde registratiesystemen. Indien nodig wordt de eigenaar van de gegevens die verantwoordelijk en aansprakelijk is voor de gegevens, via het interne gegevensgovernanceproces op de hoogte gebracht om uitstaande uitzonderingen op te lossen.

JHI ontvangt iedere week automatische datafeeds van externe leveranciers van ESG-gegevens, die worden ingevoerd in een datawarehouse in de cloud.

Sommige gegevens die worden gebruikt om bindende criteria te ondersteunen, zoals ze werden ontvangen van externe gegevensverstrekkers, kunnen geschatte gegevens zijn. Voor posities waarover de externe gegevensverstrekker geen informatie heeft, kan eigen research worden gebruikt. Dat kan gaan van de afstemming van eigen onderzoek met de externe gegevensverstrekker tot een schriftelijke bevestiging van de emitterende entiteit dat die overeenkomt met de bindende criteria. De geschiktheid van het verstrekte bewijs wordt geëvalueerd door een onafhankelijk orgaan bij JHI.

I. Beperkingen van methodologieën en gegevens

Het bereik van de gegevens wordt direct bepaald door het bereik van de onderliggende leverancier van ESG-informatie.

Het bereiken van de sociale en ecologische kenmerken is niet volledig afhankelijk van gegevens van derden, of enige methodologische beperkingen daarvan, en wordt doorgaans ook geïnformeerd door eigen onderzoek, betrokkenheid bij ondernemingen waarin wordt belegd waar er relevante lacunes in de gegevens kunnen zijn.

De interne gegevensstructuur van JHI is voldoende flexibel om eigen onderzoeksmateriaal te integreren of evaluaties aan te passen aan toekomstige vereisten.

JHI is zich ervan bewust dat er hiaten zitten in ESG-onderzoek naar niet-traditionele vermogenscategorieën in vergelijking met klassieke vermogenscategorieën zoals aandelen en schuldinstrumenten.

J. Due diligence

De JHI Responsible Investment Policy, waarin JHI's Sustainability Risk Policy is opgenomen, beschrijft de bedrijfsbrede aanpak van ESG-integratie, inclusief JHI's Responsible Investment Principles voor beleggingssucces op de lange termijn, onze aanpak van stewardship en engagement en de basisuitsluitingen die worden toegepast op de ondernemingen waarin wordt belegd. Deze uitsluitingen zijn gebaseerd op classificaties van externe leveranciers van ESG-gegevens. Deze classificatie kan door beleggingsonderzoek worden opgeheven als er voldoende bewijs is dat de gegevens van derden niet nauwkeurig of geschikt zijn.

Elke beleggingsafdeling voert zijn eigen due-diligenceprocessen uit voordat ze beleggingsbeslissingen neemt binnen zijn artikel 9-fondsen, en maakt daarbij gebruik van interne en externe tools en research.

Het Front Office Controls & Governance-team biedt waar nodig voortdurend de garantie dat we kunnen aantonen dat Beleggingsproducten worden beheerd in overeenstemming met gedocumenteerde duurzaamheidsafspraken als er geen geautomatiseerde controles en/of externe gegevens beschikbaar zijn. Het Financial Risk-team controleert en onderzoekt het beleggingsbeheer in het licht van ESG-gerelateerde risico's, naast de traditionele maatstaven voor marktrisico's, en integreert het duurzaamheidsrisico in de risicoprofielen. Het Investment Compliance-team zorgt ervoor dat ESG-gerelateerde activiteiten worden beheerd in overeenstemming met wettelijke vereisten en verwachtingen en binnen ons eigen compliancekader.

K. Engagementsbeleid

Naast de bindende elementen van de hierboven beschreven beleggingsstrategie vormt rentmeesterschap een integraal en natuurlijk onderdeel van Janus Henderson's actieve langetermijnbenadering van beleggingsbeheer. Meer informatie over de engagementbenadering van JHI vindt u in de 'Responsible Investment Policy ' die is gepubliceerd onder de‘ 'ESG Resource Library’ op de website van Janus Henderson.

De onderneming ondersteunt een aantal codes voor zorgvuldig beheer en bredere initiatieven wereldwijd, en heeft ook de UK Stewardship Code ondertekend.

Janus Henderson heeft een Proxy Voting Committee, dat bepaalt waarop we bij volmacht stemmen over belangrijke kwesties en dat richtlijnen opstelt voor toezicht op het stemproces. De commissie bestaat uit vertegenwoordigers van de teams voor portefeuillebeheer, corporate governance, boekhouding, juridische zaken en compliance. Daarnaast is het Proxy Voting Committee verantwoordelijk voor de monitoring en oplossing van mogelijke belangenconflicten in verband met het stemmen bij volmacht.

L. Realisatie van de duurzame beleggingsdoelstelling

Het fonds gebruikt geen referentiebenchmark om zijn duurzame beleggingsdoelstelling te behalen.

Belangrijkste nadelige gevolgen (PAI's)

Per 3 december 2024 houdt de Beleggingsbeheerder rekening met de volgende belangrijke ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren (Principal Adverse Impacts of PAI's) voor dit Fonds:

Ongunstiged-
uurzaamheid-
sindicator
Metriek Hoe wordt rekening gehouden met PAI's?
Uitstoot van broeikasgassen Broeikasgasemissies Scope 1-broeikasgasemissies Uitsluitende screenings
Scope 2-broeikasgasemissies Uitsluitende screenings
  Carbon footprint Carbon footprint Uitsluitende screenings
BKG-intensiteit van ondernemingen waarin wordt geïnvesteerd Broeikasgasintensiteit van ondernemingen waarin wij beleggen Uitsluitende screenings
  Blootstelling aan ondernemingen die actief zijn in de fossielebrandstoffensector Aandeel van beleggingen in ondernemingen die actief zijn in de fossielebrandstoffensector Uitsluitende screenings
Maatschappelijke en personeelsthema's Aandeel van beleggingen in ondernemingen die betrokken zijn bij de productie of de verkoop van controversiële wapens Blootstelling aan controversiële wapens (antipersoonsmijnen, clustermunitie, chemische wapens en biologische wapens) Uitsluitende screenings
  Schendingen van de principes van het UN Global Compact en de richtsnoeren van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) voor multinationals Aandeel van beleggingen in ondernemingen die betrokken zijn geweest bij schendingen van de principes van het UNGC of de OESO-richtsnoeren voor multinationals. Uitsluitende screenings

'Waar de vertaalde versie van deze openbaarmakingstekst verschilt van de Engelse versie, prevaleert de originele Engelse versie'