Status volgens de EU Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR)
Janus Henderson Horizon Global Sustainable Equity Fund
Legal Entity Identifier: 213800BZJWP55PIIYD4
A. Samenvatting
Het Fonds wordt gecategoriseerd als een fonds dat voldoet aan de bepalingen van artikel 9 van de SFDR als een product dat gericht is op duurzaam beleggen. Het zal minimaal 25% duurzame beleggingen met een milieudoelstelling doen in economische activiteiten die volgens de EU-taxonomie niet als ecologisch duurzaam worden aangemerkt. Het zal minimaal 25% duurzame beleggingen doen met een maatschappelijke doelstelling. De duurzame beleggingen brengen geen significante schade toe aan een duurzame milieu- of maatschappelijke beleggingsdoelstelling door rekening te houden met bepaalde belangrijke nadelige effecten en door zich te richten naar de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de VN-richtlijnen voor bedrijven en mensenrechten. De beleggingsdoelstelling van het Fonds is gericht op het realiseren van kapitaalgroei op de lange termijn door te beleggen in bedrijven die bijdragen aan de ontwikkeling van een duurzame wereldeconomie met betrekking tot ecologische en maatschappelijke thema's zoals schonere energie, waterbeheer en duurzaam vervoer. Het Fonds maakt geen gebruik van een referentiebenchmark om de duurzame-beleggingsdoelstelling te verwezenlijken.
De Beleggingsbeheerder gebruikt een 'pass/fail'-test, wat betekent dat elke deelneming aan alle drie de onderstaande vereisten moet voldoen:
- op basis van het in kaart brengen van de opbrengsten naar de thema's van de Beleggingsbeheerder, draagt het bij aan een ecologische of sociale doelstelling;
- het veroorzaakt geen significante schade aan welke ecologische of sociale duurzame beleggingsdoelstelling dan ook; en
- het volgt goede bestuurspraktijken.
Hoewel elke deelneming moet slagen voor de hierboven beschreven test, kent de Beleggingsbeheerder een gewicht van 25% toe aan de overweging van elk van de volgende elementen: (1) inkomsten toewijzen aan een milieu- of maatschappelijke doelstelling; (2) geen significante schade toebrengen aan een milieudoelstelling; (3) geen significante schade toebrengen aan een maatschappelijke doelstelling; (4) bestuurspraktijken.
Dit fonds streeft naar kapitaalgroei via beleggingen in de wereldwijde aandelenmarkt en in het bijzonder door een blootstelling te nemen aan ondernemingen waarvan de producten en diensten een positieve impact hebben op het milieu of de maatschappij, en op die manier bijdragen tot de ontwikkeling van een duurzame wereldeconomie.
De bindende elementen van de beleggingsstrategie die hieronder worden beschreven, worden geïmplementeerd als uitsluitingsscreens in het orderbeheersysteem van de Beleggingsbeheerder of worden op een andere manier doorlopend geïntegreerd in het beleggingsselectie- en monitoringproces met behulp van externe gegevensleveranciers en eigen onderzoek. De uitsluitingsscreens worden zowel voor als na de handel geïmplementeerd, waardoor de Beleggingsbeheerder alle voorgestelde transacties in een uitgesloten effect kan blokkeren en eventuele wijzigingen in de status van aangehouden effecten kan identificeren wanneer externe gegevens periodiek worden bijgewerkt.
De bedrijven waarin belegd wordt, worden door de Beleggingsbeheerder beoordeeld op de naleving van goede bestuurspraktijken. De goede bestuurspraktijken van bedrijven waarin wordt belegd, worden beoordeeld voordat er een belegging wordt gedaan en daarna periodiek in overeenstemming met de JHI Responsible Investment Policy, waarin onze Sustainability Risk Policy (het 'Beleid') is opgenomen.
Het Beleid stelt minimumnormen vast aan de hand waarvan de Beleggingsbeheerder bedrijven waarin wordt belegd op doorlopende basis zal evalueren en controleren voordat er een belegging wordt gedaan. Die normen kunnen betrekking hebben op, maar zijn niet beperkt tot degelijke managementstructuren, personeelsrelaties, verloning en naleving van de belastingwetgeving. De Beleggingsbeheerder hecht bijzonder veel belang aan de beoordeling van de bedrijfscultuur en -waarden, de bedrijfsstrategie, de samenstelling en diversiteit van de raad van bestuur, fiscale transparantie, audits, controles en verloning. Algemeen aanvaarde normen inzake deugdelijk bestuur kunnen waar gepast naar goeddunken van de beleggingsbeheerder worden aangepast voor kleinere organisaties of om rekening te houden met de lokale governancenormen. U vindt het Beleid op www.janushenderson.com/esg-governance. Daarnaast is de Beleggingsbeheerder ondertekenaar van de UN Principles for Responsible Investment (UNPRI). Als ondertekenaar worden de praktijken van goed bestuur van ondernemingen waarin wordt belegd, ook beoordeeld door rekening te houden met de UNPRI-beginselen voorafgaand aan het doen van een belegging en daarna op gezette tijden.
Naar verwachting zal minimaal 90% van de beleggingen van het financiële product voldoen aan de duurzame-beleggingsdoelstelling van het financiële product. Het aandeel van de beleggingen in het fonds dat is afgestemd op de EU-taxonomie is 0%. De duurzaamheidsindicatoren die worden gebruikt om het bereiken van de duurzame beleggingsdoelstelling van het Fonds te meten, zijn: -
- De Bbeleggingsbeheerder gebruikt selectiecriteria om ervoor te zorgen garanderen dat het Ffonds alleen belegt in bedrijven ondernemingen die ten minste 50% van hun huidige of toekomstige verwachte inkomsten omzet halen uit goederen en diensten binnen de duurzame ontwikkelingsthema's van de Bbeleggingsbeheerder, zoals hieronder uiteengezet: -
Thema's voor duurzame ontwikkeling | |
Efficiëntie | Duurzaam vastgoed & financiën |
Schonere energie | Veiligheid |
Waterbeheer | Levenskwaliteit |
Milieudiensten | Kennis en technologie |
Duurzaam transport | Gezondheid |
- Koolstof - Koolstofintensiteit Scope 1 & 2
- Koolstof – Koolstofvoetafdruk Scope 1&2
- Algemene UNGC-compliancestatus
- ESG-uitsluitingsscreens
JHI heeft MSCI gekozen als primaire informatiebron voor ESG-onderzoek (onderzoek naar ecologische, maatschappelijke en governancefactoren). Waar er dekkingstekorten worden geïdentificeerd, kunnen gespecialiseerde leveranciers van ESG-gegevens of intern onderzoek worden gebruikt om het ESG-onderzoek aan te vullen. Dit zorgt ervoor dat consistente gegevens en methodologieën een ESG-maatstaf per effecttype krijgen en dus correct kunnen worden vergeleken in het proces van portefeuilleconstructie. Het bereik van de gegevens wordt direct bepaald door het bereik van de onderliggende leverancier van ESG-informatie. Het bereiken van de maatschappelijke en milieukenmerken is niet volledig afhankelijk van gegevens van derden, of enige methodologische beperkingen daarvan, en wordt meestal ook geïnformeerd door eigen onderzoek en samenwerking met de ondernemingen waarin wordt belegd waar er relevante hiaten in de gegevens kunnen zijn. De JHI Responsible Investment Policy, waarin JHI's Sustainability Risk Policy is opgenomen, beschrijft de bedrijfsbrede aanpak van ESG-integratie, inclusief JHI's Responsible Investment Principles voor beleggingssucces op de lange termijn, onze aanpak van stewardship en engagement en de basisuitsluitingen die worden toegepast op de ondernemingen waarin wordt belegd. Deze uitsluitingen zijn gebaseerd op classificaties van externe leveranciers van ESG-gegevens. Deze classificatie kan door beleggingsonderzoek worden opgeheven als er voldoende bewijs is dat de gegevens van derden niet nauwkeurig of geschikt zijn. Elke Investment Desk voert hun eigen due-diligenceprocessen uit voordat er beleggingsbeslissingen worden genomen binnen hun Artikel 9-fondsen, waarbij gebruik wordt gemaakt van interne en externe instrumenten en onderzoek. Het Front Office Controls & Governance-team biedt waar nodig voortdurend de garantie dat we kunnen aantonen dat Beleggingsproducten worden beheerd in overeenstemming met gedocumenteerde duurzaamheidsafspraken als er geen geautomatiseerde controles en/of externe gegevens beschikbaar zijn. Het Financial Risk-team controleert en onderzoekt het beleggingsbeheer in het licht van ESG-gerelateerde risico's, naast de traditionele maatstaven voor marktrisico's, en integreert het duurzaamheidsrisico in de risicoprofielen. Het Investment Compliance-team voert een uitsluitingsscreen uit en monitort deze doorlopend, in aanvulling op elementen van handmatig toezicht waar relevant. Stewardship vormt een integraal en natuurlijk onderdeel van Janus Hendersons actieve langetermijnbenadering van beleggingsbeheer. Meer informatie over de benadering van engagement van JHI vindt u in de Responsible Investment Policy die is gepubliceerd in de 'ESG Resource Library' op de website van Janus Henderson.
B. Geen ernstige afbreuk aan de duurzame beleggingsdoelstelling
De duurzame beleggingen brengen geen significante schade toe aan een duurzame milieu- of maatschappelijke beleggingsdoelstelling door rekening te houden met bepaalde belangrijke nadelige effecten en door zich te richten naar de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de VN-richtlijnen voor bedrijven en mensenrechten.
De beleggingsbeheerder gebruikt een aantal bronnen/methodes om rekening te houden met de verplichte indicatoren voor belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren ('PAI's') volgens de EU-verordening betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector (SFDR), om te bepalen of zijn duurzame beleggingen geen wezenlijke schade toebrengen aan relevante ecologische of sociale doelstellingen. Naargelang de indicator gebruikt de beleggingsbeheerder een of meer van de volgende benaderingen:
- De activiteiten en gerapporteerde cijfers van alle onderliggende beleggingen worden gescreend op basis van de criteria voor significante schade die JHI heeft vastgesteld met verwijzing naar de relevante verplichte PAI's die in het kader van de SFDR zijn bepaald, afhankelijk van de prestaties van de onderneming ten opzichte van eigen, voorafbepaalde uitsluitingscriteria (die kwantitatief of kwalitatief kunnen zijn).
- Operationele ESG-beoordeling - bedrijfsspecifieke ESG-thema's worden vastgesteld, en hun globale blootstelling aan wezenlijke effecten en risico's wordt geëvalueerd op basis van wat er wordt gedaan om die risico's op te lossen.
Per 3 december 2024 beschouwt de Beleggingsbeheerder de verplichte indicatoren voor PAI's als volgt:
Broeikasgasemissies | Emittenten zijn uitgesloten als zij inkomsten halen uit fossiele brandstoffen. (De Beleggingsbeheerder kan beleggen in emittenten die elektriciteit opwekken uit aardgas als de strategie van de emittent een overgang naar elektriciteitsproductie op basis van hernieuwbare energie inhoudt en zij een koolstofintensiteit hebben die in overeenstemming is met het akkoord van Parijs). Bedrijven die inkomsten halen uit activiteiten die een hoge koolstofuitstoot genereren of niet-hernieuwbare hulpbronnen exploiteren, hetzij rechtstreeks of in hun toeleveringsketen, worden uitgesloten, tenzij het bedrijf kan aantonen dat het uitzonderlijk positief reageert op milieu- en maatschappelijke zorgen. Dit omvat industrieën zoals cementproductie, visserij, mijnbouw, palmolie en hout. Wanneer de activiteit betrekking heeft op de bedrijfsvoering, zal de Beleggingsbeheerder zich ervan vergewissen dat het bedrijf actie onderneemt om de prestaties te verbeteren of deze op een voortreffelijke manier beheert. Bedrijven met aanhoudend wangedrag op het gebied van broeikasgasemissies worden uitgesloten, tenzij er duidelijk bewijs is van aanzienlijke vooruitgang. De Beleggingsbeheerder streeft naar een koolstofvoetafdruk en koolstofintensiteit die ten minste 20% lager ligt dan die van de MSCI World Index, voornamelijk door sectoren met een hoge uitstoot uit te sluiten, door rekening te houden met koolstofemissies als onderdeel van de ESG-analyse vóór belegging en door het engagementprogramma met portefeuillebedrijven waarin de Beleggingsbeheerder prioriteit geeft aan klimaatstrategie en emissiereductie. |
Koolstofvoetafdruk | |
BKG-intensiteit van ondernemingen waarin wordt geïnvesteerd | |
Blootstelling aan ondernemingen die actief zijn in de fossielebrandstoffensector | |
Aandeel van het verbruik en de productie van niet-hernieuwbare energie | Als onderdeel van de ESG-beoordeling vóór de belegging beoordeelt de Beleggingsbeheerder, voor zover gegevens beschikbaar zijn, het aandeel van een bedrijf in het verbruik en de productie van niet-hernieuwbare energie. Als er geen gegevens beschikbaar zijn of als het aandeel verbruikte of geproduceerde niet-hernieuwbare energie meer dan 20% boven het benchmarkgemiddelde voor de sector ligt, zal de Beleggingsbeheerder in actie komen om de prestaties te verbeteren. |
Intensiteit van het energieverbruik per klimaatintensieve sector | Als onderdeel van de ESG-beoordeling vóór beleggingen in bedrijven in klimaatsectoren met een grote impact, voor zover er gegevens beschikbaar zijn, zal de Beleggingsbeheerder het energieverbruik van een bedrijf beoordelen. Als er geen gegevens beschikbaar zijn of als het energieverbruik meer dan 20% boven het benchmarkgemiddelde voor de sector ligt, zal de Beleggingsbeheerder in actie komen om de prestaties te verbeteren. |
Activiteiten die een negatieve invloed hebben op gebieden met een kwetsbare biodiversiteit | De Beleggingsbeheerder vermijdt beleggingen in sectoren en bedrijven die betrokken zijn bij bepaalde risicovolle activiteiten die een negatieve impact hebben op de biodiversiteit, zoals gevaarlijke chemische stoffen, niet-medische dierproeven, bont en intensieve landbouw met een drempel van 5%. De Beleggingsbeheerder vermijdt tevens beleggingen in palmolie, hout, visserij en mijnbouw, waarvoor een drempel van 5% geldt, tenzij het bedrijf als onderdeel van de ESG-beoordeling vóór belegging kan aantonen dat het uitstekend heeft gereageerd op milieu- en maatschappelijke kwesties. |
Emissies in water | De Beleggingsbeheerder komt in actie als de wateremissies als materieel worden beschouwd en relevante metrieken niet worden gerapporteerd of als de gerapporteerde gegevens van onvoldoende kwaliteit zijn. Een overzicht van recente controverses wordt opgenomen in de beoordeling. Het proces van de Beleggingsbeheerder is als volgt:
|
Verhouding gevaarlijk afval | De Beleggingsbeheerder komt in actie als de verhouding gevaarlijk afval als materieel worden beschouwd en relevante metrieken niet worden gerapporteerd of als de gerapporteerde gegevens van onvoldoende kwaliteit zijn. Een overzicht van recente controverses wordt opgenomen in de beoordeling. Het proces van de Beleggingsbeheerder is als volgt:
|
Schendingen van de principes van het UN Global Compact en de richtsnoeren van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) voor multinationals | Emittenten worden uitgesloten als zij zich niet hebben geconformeerd aan de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen of de UN Global Compact Principles niet naleven. |
Gebrek aan processen en nalevingsmechanismen om naleving van de principes van UN Global Compact en de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen te controleren | Overtreders worden uitgesloten zoals hierboven vermeld. De Beleggingsbeheerder houdt tevens een UNGC- en OESO MNE-watchlist bij en neemt contact op met bedrijven die op de UNGC- of OESO MNE-watchlist staan als gevolg van het niet naleven van deze richtlijnen. |
Niet-gecorrigeerde loonkloof tussen mannen en vrouwen | De Beleggingsbeheerder komt in actie als een bedrijf niet rapporteert over deze metrieken of als de gerapporteerde gegevens van onvoldoende kwaliteit zijn. Het proces van de Beleggingsbeheerder is als volgt:
|
Genderdiversiteit in het bestuur | De Beleggingsbeheerder gaat in gesprek met bedrijven waarvan de raden van bestuur voor minder dan 30% uit vrouwen bestaan of homogeen zijn samengesteld. |
Blootstelling aan controversiële wapens (antipersoonsmijnen, clustermunitie, chemische wapens en biologische wapens) | Beleggingen zijn niet toegestaan in entiteiten die betrokken zijn bij de huidige productie van, of een minderheidsbelang hebben van 20% of meer in een fabrikant van controversiële wapens. |
Er worden screens toegepast om beleggingen in emittenten te vermijden als de Beleggingsbeheerder van mening is dat deze niet in overeenstemming zijn met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen; en de VN-richtlijnen voor bedrijven en mensenrechten, met inbegrip van de principes en rechten die zijn vastgelegd in de acht fundamentele conventies die zijn opgenomen in de Verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie over fundamentele principes en rechten op het werk en het internationaal statuut van de rechten van de mens. Als een emittent die al deel uitmaakt van het Fonds de screen niet doorstaat, wordt deze binnen 90 dagen afgestoten, tenzij er goede redenen zijn om de belegging aan te houden. In dat geval moet dit worden goedgekeurd door het ESG Oversight Committee. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de verstrekker van screengegevens verondersteld wordt de beoordeling te hebben gebaseerd op onjuiste informatie.
C. Duurzame beleggingsdoelstelling van het financiële product
De beleggingsdoelstelling van het fonds is gericht op vermogensgroei op lange termijn door te beleggen in ondernemingen die bijdragen aan de ontwikkeling van een duurzame wereldeconomie door middel van ecologische en sociale thema's zoals schonere energie, waterbeheer en duurzaam transport. Het fonds gebruikt geen referentiebenchmark om zijn duurzame beleggingsdoelstelling te behalen.
De Beleggingsbeheerder gebruikt een 'pass/fail'-test, wat betekent dat elke deelneming aan alle drie de onderstaande vereisten moet voldoen:
- op basis van het in kaart brengen van de opbrengsten naar de thema's van de Beleggingsbeheerder, draagt het bij aan een ecologische of sociale doelstelling;
- het veroorzaakt geen significante schade aan welke ecologische of sociale duurzame beleggingsdoelstelling dan ook; en
- het volgt goede bestuurspraktijken.
Hoewel elke deelneming moet slagen voor de hierboven beschreven test, kent de Beleggingsbeheerder een gewicht van 25% toe aan de overweging van elk van de volgende elementen: (1) inkomsten toewijzen aan een milieu- of maatschappelijke doelstelling; (2) geen significante schade toebrengen aan een milieudoelstelling; (3) geen significante schade toebrengen aan een maatschappelijke doelstelling; (4) bestuurspraktijken.
D. Beleggingsstrategie
Dit fonds streeft naar kapitaalgroei via beleggingen in de wereldwijde aandelenmarkt en in het bijzonder door een blootstelling te nemen aan ondernemingen waarvan de producten en diensten een positieve impact hebben op het milieu of de maatschappij, en op die manier bijdragen tot de ontwikkeling van een duurzame wereldeconomie.
De bindende elementen van de beleggingsstrategie die we hierna beschrijven, worden permanent uitgevoerd als screenings met het oog op uitsluiting binnen het orderbeheersysteem van de beleggingsbeheerder, of anderszins geïntegreerd in het beleggingsselectie- en -monitoringproces, waarbij gebruik wordt gemaakt van een of meer externe gegevensverstrekkers en eigen, intern onderzoek.
De uitsluitingsscreens worden zowel voor als na de handel geïmplementeerd, waardoor de Beleggingsbeheerder alle voorgestelde transacties in een uitgesloten effect kan blokkeren en eventuele wijzigingen in de status van aangehouden effecten kan identificeren wanneer externe gegevens periodiek worden bijgewerkt.
Er worden periodieke administratieve beoordelingen uitgevoerd om: de toepassing van positieve screens te controleren en te valideren, inclusief het koppelen van inkomsten aan duurzame-technologiethema's en om de geldigheid van thematische koppelingen aan de duurzame-technologiethema's te controleren; de toepassing van negatieve screens te valideren die door de strategie worden gebruikt; en om betrokkenheidsactiviteiten te verifiëren, inclusief de toepassing van formele actieplanvoltooiing of -tracering, indien relevant. De resultaten van deze periodieke evaluaties worden gerapporteerd aan een toezichtscomité, inclusief de nodige escalaties indien bijkomende standpunten van belanghebbenden nodig zijn.
De beleggingsbeheerder beoordeelt de ondernemingen waarin wij beleggen op de naleving van goede governancepraktijken.
De goede bestuurspraktijken van bedrijven waarin wordt belegd, worden beoordeeld voordat er een belegging wordt gedaan en daarna periodiek in overeenstemming met de JHI Responsible Investment Policy, waarin onze Sustainability Risk Policy (het 'Beleid') is opgenomen.
Het beleid stelt minimumnormen voorop op basis waarvan de beleggingsbeheerder de ondernemingen waarin wij beleggen, permanent beoordeelt en opvolgt alvorens te beleggen. Die normen kunnen betrekking hebben op, maar zijn niet beperkt tot degelijke managementstructuren, personeelsrelaties, personeelslonen en naleving van de belastingwetgeving. De beleggingsbeheerder hecht bijzonder belang aan de evaluatie van de bedrijfscultuur, de waarden, de bedrijfsstrategie, de samenstelling en diversiteit van de raad van bestuur, fiscale transparantie, audit, controles en verloning. Algemeen aanvaarde normen inzake deugdelijk bestuur kunnen waar gepast naar goeddunken van de beleggingsbeheerder worden aangepast voor kleinere organisaties of om rekening te houden met de lokale governancenormen.
U vindt het Beleid op www.janushenderson.com/esg-governance.
Bovendien heeft de beleggingsbeheerder de beginselen van de VN voor verantwoord beleggen (UNPRI) ondertekend. Als ondertekenaar beoordelen wij ook de goede governancepraktijken van de ondernemingen waarin wij beleggen aan de hand van de UNPRI, zowel vóór we een belegging doen als periodiek wanneer we een belegging in portefeuille hebben.
E. Verhouding van de beleggingen
Minimaal 90% van de beleggingen van het financiële product zal naar verwachting voldoen aan de duurzame beleggingsdoelstelling van het financiële product.
De duurzame-beleggingsaanpak van de Beleggingsbeheerder omvat het in kaart brengen van inkomsten uit ecologische en maatschappelijke thema's om te bepalen of een belegging bijdraagt aan een ecologische of maatschappelijke doelstelling. Het Fonds zal minimaal 25% beleggen in duurzame beleggingen met een milieudoelstelling en 25% in duurzame beleggingen met een maatschappelijke doelstelling.
De resterende activa kunnen beleggingen omvatten voor bepaalde specifieke doeleinden, zoals afdekking of liquiditeit (zijnde contanten/kasequivalenten en tijdelijk aangehouden indexderivaten) en die, om ervoor te zorgen dat deze niet verhinderen dat het financiële product de duurzame-beleggingsdoelstelling bereikt, moeten voldoen aan minimale milieu- of maatschappelijke waarborgen, waaronder dat zdee geen significante schade berokkenen en in overeenstemming zijn met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de VN-richtlijnen voor het bedrijfsleven en de mensenrechten, indien relevant.
Het Fonds maakt geen gebruik van derivaten om de duurzame beleggingsdoelstelling te bereiken.
Het aandeel beleggingen in het fonds dat is afgestemd op de EU-taxonomie is 0%. Hoewel de EU-taxonomie een ambitieus kader biedt om de milieuduurzaamheid van economische activiteiten te bepalen, dekt de EU-taxonomie niet alle industrieën en sectoren of alle milieudoelstellingen. De Beleggingsbeheerder gebruikt een eigen methodologie om te bepalen of de voor het Fonds geselecteerde beleggingen ecologisch duurzaam zijn in overeenstemming met de SFDR-richtlijnen.
F. Monitoring duurzame beleggingsdoelstelling
De duurzaamheidsindicatoren die worden gebruikt om het bereiken van de duurzame beleggingsdoelstelling van het Fonds te meten, zijn: -
- De Bbeleggingsbeheerder gebruikt selectiecriteria om ervoor te zorgen garanderen dat het Ffonds alleen belegt in bedrijven ondernemingen die ten minste 50% van hun huidige of toekomstige verwachte inkomsten omzet halen uit goederen en diensten binnen de duurzame ontwikkelingsthema's van de Bbeleggingsbeheerder, zoals hieronder uiteengezet:
Thema's voor duurzame ontwikkeling | |
Efficiëntie | Duurzaam vastgoed & financiën |
Schonere energie | Veiligheid |
Waterbeheer | Levenskwaliteit |
Milieudiensten | Kennis en technologie |
Duurzaam transport | Gezondheid |
- Koolstof – Koolstofintensiteit Scope 1&2 -
Dit vertegenwoordigt de meest recent gerapporteerde of geschatte Scope 1 + Scope 2 broeikasgasemissies van het bedrijf, genormaliseerd op basis van de omzet, waardoor vergelijking tussen bedrijven van verschillende groottes mogelijk is.
- Koolstof – Koolstofintensiteit Scope 1&2 -
Dit vertegenwoordigt de meest recent gerapporteerde of geschatte Scope 1- en Scope 2-broeikasgasemissies van het bedrijf (indien beschikbaar). Scope 1-emissies zijn emissies uit bronnen die eigendom zijn van of beheerd worden door het bedrijf, meestal de directe verbranding van brandstof zoals in een oven of voertuig. Scope 2-emissies worden veroorzaakt door de opwekking van elektriciteit die door het bedrijf is ingekocht.
- Algemene UNGC-compliancestatus
- ESG-uitsluitingsschermen - zie "G. Methodologieën" hierna voor meer informatie over de uitsluitingen.
- Gegevensbronnen en -verwerking – zoals verder beschreven onder H.
Bijzonderheden over waarom de duurzame beleggingen geen significante schade toebrengen aan ecologische of maatschappelijke doelstellingen voor duurzaam beleggen en het beleid om de goede bestuurspraktijken van de ondernemingen waarin wij beleggen te beoordelen, vindt u hierboven.
De JHI Responsible Investment Policy, waarin de Sustainability Risk Policy van JHI is opgenomen, beschrijft de bedrijfsbrede ESG-integratiebeginselen, de beginselen voor verantwoord beleggen en de basisuitsluitingen die worden toegepast op ondernemingen waarin wordt belegd. Die uitsluitingen zijn gebaseerd op classificaties die de externe leveranciers van ESG-gegevens verstrekken. Deze classificatie kan door beleggingsonderzoek worden opgeheven als er voldoende bewijs is dat de gegevens van derden niet nauwkeurig of geschikt zijn.
Elke beleggingsafdeling voert zijn eigen due-diligenceprocessen uit voordat ze beleggingsbeslissingen neemt binnen zijn artikel 9-fondsen, en maakt daarbij gebruik van interne en externe tools en research.
Het Front Office Controls & Governance-team biedt waar nodig voortdurend de garantie dat we kunnen aantonen dat Beleggingsproducten worden beheerd in overeenstemming met gedocumenteerde duurzaamheidsafspraken als er geen geautomatiseerde controles en/of externe gegevens beschikbaar zijn. Het Financial Risk-team controleert en onderzoekt het beleggingsbeheer in het licht van ESG-gerelateerde risico's, naast de traditionele maatstaven voor marktrisico's, en integreert het duurzaamheidsrisico in de risicoprofielen. Het Investment Compliance-team voert een uitsluitingsscreen uit en monitort deze doorlopend, in aanvulling op elementen van handmatig toezicht waar relevant.
G. Methodologieën
De Beleggingsbeheerder gebruikt een 'pass/fail'-test, wat betekent dat elke deelneming aan alle drie de onderstaande vereisten moet voldoen:
- op basis van het in kaart brengen van de opbrengsten naar de thema's van de Beleggingsbeheerder, draagt het bij aan een ecologische of sociale doelstelling;
- het veroorzaakt geen significante schade aan welke ecologische of sociale duurzame beleggingsdoelstelling dan ook; en
- het volgt goede bestuurspraktijken.
Het beleggingsuniversum van het Fonds wordt bepaald door de toepassing van bindende positieve screeningscriteria, die zijn gebaseerd op de eerder vermelde duurzame beleggingsthema's van de Beleggingsbeheerder. De beleggingsbeheerder gebruikt een eigen methodologie om te verzekeren dat de ondernemingen waarin het fonds belegt, minstens 50% van hun huidige of toekomstige verwachte inkomsten halen uit goederen en diensten die zijn afgestemd op die duurzaamheidsthema's en heeft, zoals eerder vermeld, een proces ingesteld om te bepalen of zijn duurzame beleggingen geen significante schade berokkenen aan andere relevante ecologische of sociale doelstellingen.
De beleggingsbeheerder streeft naar een koolstofvoetafdruk en een koolstofintensiteit die minstens 20% onder die van de MSCI World Index liggen.
De Beleggingsbeheerder past screens toe om emittenten uit te sluiten als deze geacht worden de UNGC-principes en OESO MNE (die betrekking hebben op zaken als mensenrechten, arbeid, corruptie en milieuvervuiling) niet te hebben nageleefd.
Daarnaast past de Beleggingsbeheerder screens toe om directe beleggingen in bedrijfsemittenten uit te sluiten op basis van hun betrokkenheid bij bepaalde activiteiten. In het bijzonder worden emittenten uitgesloten als zij inkomsten halen uit controversiële wapens*, fossiele brandstoffen** of de productie van tabak. Emittenten worden daarnaast uitgesloten als zij meer dan 5% van hun inkomsten halen uit alcohol; niet-medische dierproeven; civiele vuurwapens en munitie; conventionele wapens; de opwekking van kernenergie; bont; gokken; gevaarlijke chemische stoffen; onderzoek naar menselijke stamcellen; pornografie; intensieve landbouw; en tabaksdistributie, -verkoop, -licenties en -levering.
* Het Fonds past een uitgebreide screening op controversiële wapens toe naast de bedrijfsbrede uitsluitingen die een breder scala aan activiteiten omvatten.
** De Beleggingsbeheerder kan beleggen in emittenten die elektriciteit opwekken uit aardgas als de strategie van de emittent een overgang naar elektriciteitsproductie op basis van hernieuwbare energie inhoudt en zij een koolstofintensiteit hebben die in overeenstemming is met het akkoord van Parijs.
Het Fonds past ook de Firmwide Exclusions Policy toe (zie 'Bedrijfsbrede uitsluitingen' in de JHI Responsible Investment Policy), waarin controversiële wapens zijn opgenomen.
De beleggingsbeheerder verwacht dat de screeningcriteria het beleggingsuniversum van het fonds met minstens 30% zullen verkleinen.
De Beleggingsbeheerder streeft naar een gewogen gemiddelde blootstelling aan bedrijven met noemenswaardige ESG-controverses die lager is dan in de MSCI World Index.
Hoewel elke deelneming moet slagen voor de hierboven beschreven 'pass/fail'-test van de Beleggingsbeheerder, kent de Beleggingsbeheerder een gewicht van 25% toe aan de overweging van elk van de volgende elementen: (1) inkomsten toewijzen aan een milieu- of maatschappelijke doelstelling; (2) geen significante schade toebrengen aan een milieudoelstelling; (3) geen significante schade toebrengen aan een maatschappelijke doelstelling; (4) bestuurspraktijken.
In aanvulling op het bovenstaande past de Beleggingsbeheerder screens toe op de activiteiten die op de datum van dit prospectus zijn gedefinieerd in Artikel 12, Uitsluitingen voor op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks van de Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1818 van de Commissie van 17 juli 2020. In het bijzonder worden ondernemingen uitgesloten als zij betrokken zijn bij het volgende:
- ondernemingen die betrokken zijn bij activiteiten in verband met controversiële wapens;
- ondernemingen die betrokken zijn bij de teelt en productie van tabak;
- ondernemingen die volgens de bevindingen van de benchmarkbeheerders de beginselen van het Global Compact van de Verenigde Naties (UNGC) of de richtsnoeren voor multinationale ondernemingen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) overtreden;
- ondernemingen die 1 % of meer van hun inkomsten halen uit de exploratie, ontginning, winning, distributie of raffinage van steen- en bruinkool;
- ondernemingen die 10 % of meer van hun inkomsten halen uit de exploratie, winning, distributie of raffinage van oliebrandstoffen;
- ondernemingen die 50 % of meer van hun inkomsten halen uit de exploratie, winning, vervaardiging of distributie van gasvormige brandstoffen;
- ondernemingen die 50 % of meer van hun inkomsten halen uit elektriciteitsopwekking met een broeikasgasintensiteit van meer dan 100 g CO2e/kWh.
Voor de toepassing van punt a) worden onder 'controversiële wapens' verstaan controversiële wapens in de zin van internationale verdragen en overeenkomsten, beginselen van de Verenigde Naties en, in voorkomend geval, nationale wetgeving.
Daarnaast past de Beleggingsbeheerder screens toe om directe beleggingen uit te sluiten in:
- - Elke emittent waarvan het hoofdkantoor is gevestigd in een land of gebied dat is opgenomen in de laatst beschikbare versie van de EU-lijst van landen en gebieden die niet samenwerken op het gebied van belastingaangelegenheden.
- - Elke emittent waarvan de statutaire zetel is gevestigd in een land of gebied dat op de zwarte of grijze lijst van de Financial Action Task Force (FATF) staat.
De Beleggingsbeheerder mag alleen beleggen in bedrijven die door de hierboven beschreven screenings zouden worden uitgesloten als de Beleggingsbeheerder, op basis van diens eigen onderzoek en zoals goedgekeurd door het ESG Oversight Committee, van mening is dat de gegevens van derden die worden gebruikt om de uitsluitingen toe te passen, onvoldoende of onjuist zijn.
De Beleggingsbeheerder kan van mening zijn dat gegevens onvoldoende of onnauwkeurig zijn als het onderzoek van de externe gegevensleverancier bijvoorbeeld achterhaald of vaag is, gebaseerd is op verouderde bronnen of als de beleggingsbeheerder over andere informatie beschikt die aanleiding geeft tot twijfel over de nauwkeurigheid van het onderzoek.
Als de Beleggingsbeheerder de gegevens van derden wil betwisten, wordt de uitdaging voorgelegd aan een multifunctioneel ESG Oversight Committee, dat de 'override' van de gegevens van derden moet ondertekenen.
Als een externe gegevensverstrekker geen onderzoek doet naar een specifieke emittent of uitgesloten activiteit, kan de Beleggingsbeheerder beleggen als die, op basis van diens eigen onderzoek, ervan overtuigd is dat de emittent niet betrokken is bij de uitgesloten activiteit.
H. Databronnen en -verwerking
Het fonds heeft MSCI gekozen als primaire informatiebron voor ESG-onderzoek (onderzoek naar ecologische, sociale en governancefactoren).
Waar er dekkingstekorten worden geïdentificeerd, kunnen gespecialiseerde leveranciers van ESG-gegevens of intern onderzoek worden gebruikt om het ESG-onderzoek aan te vullen. Dit zorgt ervoor dat consistente gegevens en methodologieën een ESG-maatstaf per effecttype krijgen en dus correct kunnen worden vergeleken in het proces van portefeuilleconstructie.
JHI heeft een gecentraliseerd eigen onderzoeksafstemmingsproces opgezet. Het centrale onderzoeksafstemmingsproces stemt gegevens op drie verschillende niveaus op elkaar af:
- Entiteitsniveau;
- Positieniveau; en
- Fondsniveau.
De research op elkaar kunnen afstemmen en alles in kaart kunnen brengen, zijn twee elementen die cruciaal zijn voor de ESG-methodologie (voor ecologische, sociale en governanceaspecten) van JHI, aangezien wij ons ervan bewust zijn dat een effect de ESG-informatie kan meekrijgen van de emitterende rechtspersoon, terwijl sommige ESG-risico's toch specifiek zijn voor één bepaald instrument.
JHI past een aantal regels toe om de integriteit van de datakwaliteit te waarborgen voor de gegevens die worden ingevoerd in de centrale oplossing die wordt gebruikt om de research op elkaar af te stemmen. De gegevens van JHI die niet correct zijn afgestemd op de definitie van de gegevensverstrekker, worden niet opgenomen in het centrale datawarehouse in de cloud, en er worden uitzonderingen toegevoegd. Die uitzonderingen worden gemonitord en geremedieerd door een centraal ondersteuningsteam. Remediëring omvat onderzoek bij de gegevensverstrekker of interne activiteiten ter ondersteuning van intern beheerde registratiesystemen. Indien nodig wordt de eigenaar van de gegevens die verantwoordelijk en aansprakelijk is voor de gegevens, via het interne gegevensgovernanceproces op de hoogte gebracht om uitstaande uitzonderingen op te lossen.
JHI ontvangt iedere week automatische datafeeds van externe leveranciers van ESG-gegevens, die worden ingevoerd in een datawarehouse in de cloud.
Sommige gegevens die worden gebruikt om bindende criteria te ondersteunen, zoals ze werden ontvangen van externe gegevensverstrekkers, kunnen geschatte gegevens zijn. Voor posities waarover de externe gegevensverstrekker geen informatie heeft, kan eigen research worden gebruikt. Dat kan gaan van de afstemming van eigen onderzoek met de externe gegevensverstrekker tot een schriftelijke bevestiging van de emitterende entiteit dat die overeenkomt met de bindende criteria. De geschiktheid van het verstrekte bewijs wordt geëvalueerd door een onafhankelijk orgaan bij JHI.
I. Beperkingen van methodologieën en gegevens
Het bereik van de gegevens wordt direct bepaald door het bereik van de onderliggende leverancier van ESG-informatie.
Het bereiken van de maatschappelijke en milieukenmerken is niet volledig afhankelijk van gegevens van derden, of enige methodologische beperkingen daarvan, en wordt meestal ook geïnformeerd door eigen onderzoek en samenwerking met de ondernemingen waarin wordt belegd waar er relevante hiaten in de gegevens kunnen zijn. De interne gegevensstructuur van JHI biedt voldoende flexibiliteit om eigen onderzoek op te nemen of evaluaties aan te passen aan toekomstige vereisten.
JHI is zich ervan bewust dat er hiaten zitten in ESG-onderzoek naar niet-traditionele vermogenscategorieën in vergelijking met klassieke vermogenscategorieën zoals aandelen en schuldinstrumenten.
J. Due diligence
De JHI Responsible Investment Policy, waarin JHI's Sustainability Risk Policy is opgenomen, beschrijft de bedrijfsbrede aanpak van ESG-integratie, inclusief JHI's Responsible Investment Principles voor beleggingssucces op de lange termijn, onze aanpak van stewardship en engagement en de basisuitsluitingen die worden toegepast op de ondernemingen waarin wordt belegd. Deze uitsluitingen zijn gebaseerd op classificaties van externe leveranciers van ESG-gegevens. Deze classificatie kan door beleggingsonderzoek worden opgeheven als er voldoende bewijs is dat de gegevens van derden niet nauwkeurig of geschikt zijn.
Elke beleggingsafdeling voert zijn eigen due-diligenceprocessen uit voordat ze beleggingsbeslissingen neemt binnen zijn artikel 9-fondsen, en maakt daarbij gebruik van interne en externe tools en research.
Het Front Office Controls & Governance-team biedt waar nodig voortdurend de garantie dat we kunnen aantonen dat Beleggingsproducten worden beheerd in overeenstemming met gedocumenteerde duurzaamheidsafspraken als er geen geautomatiseerde controles en/of externe gegevens beschikbaar zijn. Het Financial Risk-team controleert en onderzoekt het beleggingsbeheer in het licht van ESG-gerelateerde risico's, naast de traditionele maatstaven voor marktrisico's, en integreert het duurzaamheidsrisico in de risicoprofielen. Het Investment Compliance-team zorgt ervoor dat ESG-gerelateerde activiteiten worden beheerd in overeenstemming met wettelijke vereisten en verwachtingen en binnen ons eigen compliancekader.
K. Engagementsbeleid
Naast de bindende elementen van de hierboven beschreven beleggingsstrategie vormt rentmeesterschap een integraal en natuurlijk onderdeel van Janus Henderson's actieve langetermijnbenadering van beleggingsbeheer. Meer informatie over de engagementbenadering van JHI vindt u in de 'Responsible Investment Policy ' die is gepubliceerd onder de‘ 'ESG Resource Library’ op de website van Janus Henderson.
De onderneming ondersteunt een aantal codes voor zorgvuldig beheer en bredere initiatieven wereldwijd, en heeft ook de UK Stewardship Code ondertekend.
Janus Henderson heeft een Proxy Voting Committee, dat bepaalt waarop we bij volmacht stemmen over belangrijke kwesties en dat richtlijnen opstelt voor toezicht op het stemproces. De commissie bestaat uit vertegenwoordigers van de teams voor portefeuillebeheer, corporate governance, boekhouding, juridische zaken en compliance. Daarnaast is het Proxy Voting Committee verantwoordelijk voor de monitoring en oplossing van mogelijke belangenconflicten in verband met het stemmen bij volmacht.
L. Realisatie van de duurzame beleggingsdoelstelling
Het fonds gebruikt geen referentiebenchmark om zijn duurzame beleggingsdoelstelling te behalen.
Belangrijkste nadelige gevolgen (PAI's)
Per 3 december 2024 houdt de Beleggingsbeheerder rekening met de volgende belangrijke ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren (Principal Adverse Impacts of PAI's) voor dit Fonds:
Ongunstiged- uurzaamheid- sindicator |
Metriek | Hoe wordt rekening gehouden met PAI's? | |
---|---|---|---|
Uitstoot van broeikasgassen | Broeikasgasemissies | Scope 1-broeikasgasemissies | Uitsluitende screenings |
Scope 2-broeikasgasemissies | Uitsluitende screenings | ||
Carbon footprint | Carbon footprint | Uitsluitende screenings | |
BKG-intensiteit van ondernemingen waarin wordt geïnvesteerd | BKG-intensiteit van ondernemingen waarin wordt geïnvesteerd | Uitsluitende screenings | |
Blootstelling aan ondernemingen die actief zijn in de fossielebrandstoffensector | Aandeel van beleggingen in ondernemingen die actief zijn in de fossielebrandstoffensector | Uitsluitende screenings | |
Maatschappelijke en personeelsthema's | Aandeel van beleggingen in ondernemingen die betrokken zijn bij de productie of de verkoop van controversiële wapens | Blootstelling aan controversiële wapens (antipersoonsmijnen, clustermunitie, chemische wapens en biologische wapens) | Uitsluitende screenings |
Schendingen van de principes van het UN Global Compact en de richtsnoeren van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) voor multinationals | Aandeel van beleggingen in ondernemingen die betrokken zijn geweest bij schendingen van de principes van het UNGC of de OESO-richtsnoeren voor multinationals. | Uitsluitende screenings |
'Waar de vertaalde versie van deze openbaarmakingstekst verschilt van de Engelse versie, prevaleert de originele Engelse versie'